Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de rijgeschiktheid van eiser, die door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) was opgeroepen voor een onderzoek naar zijn rijgeschiktheid na een positieve speekseltest op cannabis. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.J. van Gils, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR, dat zijn rijbewijs had geschorst en hem een onderzoek had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 januari 2022, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had gehandeld. De aanleiding voor het onderzoek was een mededeling van de politie, die eiser op 11 februari 2021 had aangehouden tijdens een verkeerscontrole. Bij de aanhouding was een speekseltest afgenomen die positief testte op cannabis, en een bloedonderzoek toonde een THC-waarde aan van 6,8 microgram per liter, wat boven de grenswaarde ligt. De rechtbank concludeerde dat de politie aanvullende gegevens had verzameld over het gedrag van eiser, zoals bloeddoorlopen ogen en een cannabisgeur, die samen met de THC-waarde een gerechtvaardigd vermoeden van ongeschiktheid tot rijden vormden.
Eiser betwistte de noodzaak van het onderzoek en voerde aan dat de enkele aanwezigheid van THC in zijn bloed niet voldoende was voor een vermoeden van ongeschiktheid. De rechtbank verwierp dit argument en stelde vast dat de combinatie van de THC-waarde en de waarnemingen van de politie voldoende waren om het CBR te verplichten tot het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.