ECLI:NL:RBNHO:2022:2990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
15-202815-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing bij overval op tankstation met gebruik van geweld en bedreiging

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen een overval heeft gepleegd op een tankstation in Purmerend. De overval vond plaats op 14 juli 2021, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten de medewerker van het tankstation onder bedreiging met een mes hebben gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van de medeverdachte beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De verdachte heeft een mes aan de medeverdachte gegeven en was betrokken bij de voorbereiding en uitvoering van de overval. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van afpersing en een gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die direct uitvoerbaar zijn. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijkheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-202815-21 (P)
Uitspraakdatum: 31 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. van Loon, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of meerdere sloffen sigaretten, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, door:
- ( met een bivakmuts op) eenmaal of meerdere malen tegen die [slachtoffer] te zeggen 'Geef geld en sigaretten' en/of 'Dit is een overval', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( hierbij) een mes te tonen aan die [slachtoffer] ;
subsidiair:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 14 juli 2021 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en/of meerdere sloffen sigaretten, in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde aan [tankstation] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, door:
- ( met een bivakmuts op) eenmaal of meerdere malen tegen die [slachtoffer] te zeggen 'Geef geld en sigaretten' en/of 'Dit is een overval', althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( hierbij) een mes te tonen aan die [slachtoffer] ,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14 juli 2021 te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft door:
- ( via whatsapp) de overval met die [medeverdachte 1] voor te bespreken/ te bereiden en/of
- zich met die [medeverdachte 1] naar (de directe omgeving van) het tankstation te begeven en daar op de uitkijk staan en/of
- die [medeverdachte 1] van kleding en/of een mes en/of een bivakmuts te voorzien en/of
- langs die [medeverdachte 1] te fietsen (toen deze stond te wachten bij het tankstation) en aan te geven dat het te lang duurde en/of
- de door [medeverdachte 1] gebruikte kleding en/of het mes en/of de bivakmuts weg te gooien en/of ergens te dumpen en/of
- de buit, te weten een geldbedrag en/of meerdere sloffen sigaretten, in ontvangst en/of in bewaring te nemen, teneinde die later te verdelen onder [medeverdachte 1] en/of verdachte en/of zijn mededaders.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van afpersing.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering. De verdachte was alleen op de hoogte van het plan van de medeverdachte [medeverdachte 1] om het tankstation te overvallen en heeft een deel van de buit in ontvangst genomen. Daarmee heeft de verdachte geen rol gehad die van voldoende gewicht is geweest om hem als medepleger aan te duiden. Hij is ook niet opzettelijk behulpzaam geweest op grond waarvan hij als medeplichtige kan worden aangemerkt.
Voorts heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door de medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegde verklaring.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Op 14 juli 2021 omstreeks 20:15 uur heeft er een overval plaatsgevonden op een tankstation in Purmerend. De medewerker van het tankstation is daarbij onder bedreiging met een mes gedwongen tot de afgifte van geld en sloffen sigaretten.
De verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] )
Door de verdediging is verweer gevoerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] zowel ten overstaan van de politie als ter zitting in zijn eigen strafzaak (waarvan het proces-verbaal in onderhavig dossier is gevoegd) belastend heeft verklaard over zijn eigen aandeel bij de overval op het tankstation. In die verklaringen belast [medeverdachte 1] , naast de verdachte, ook zichzelf in grote mate. [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij de persoon is geweest die het tankstation is binnengegaan en onder bedreiging met een mes de medewerker van het tankstation heeft gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. Niet is gebleken dat hij zijn eigen rol op enige wijze heeft verkleind. De rechtbank stelt verder vast dat de belastende verklaringen van [medeverdachte 1] in grote lijn steun vinden in de camerabeelden van de overval en in de WhatsApp- en tapgesprekken van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) over de overval. Op basis van het voorgaande merkt de rechtbank de voor de verdachte belastende verklaringen van [medeverdachte 1] aan als betrouwbaar.
Juridisch kader medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (Hoge Raad 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126).
Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. (Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474)
De rechtbank verwerpt de hiervoor onder 3.2 weergegeven verweren van de verdediging. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Op 14 juli 2021 spreken de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] af in Hoorn om vervolgens naar Purmerend te gaan. Als de medeverdachten in Purmerend zijn, ontmoeten zij daar de verdachte. [medeverdachte 2] en de verdachte hadden afgesproken om elkaar in de namiddag te ontmoeten. [medeverdachte 2] komt vervolgens met het plan om het tankstation in Purmerend te overvallen. De andere jongens vonden dat een goed idee, aldus [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] moest bij de overval geld buit maken. De buit zou worden verdeeld tussen de jongens. [medeverdachte 1] krijgt vervolgens van [medeverdachte 2] een zwart vest, van de verdachte een mes en van één van de jongens een bivakmuts om de overval te plegen. Op het moment dat [medeverdachte 1] naast het tankstation staat te wachten, fietst de verdachte langs om [medeverdachte 1] duidelijk te maken dat hij moet opschieten. [medeverdachte 1] gaat vervolgens het tankstation binnen en dwingt onder bedreiging met het mes de medewerker van het tankstation om geld en sloffen sigaretten af te geven. De verdachte bevindt zich op dat moment op enige afstand van het tankstation waarbij hij zicht heeft op het tankstation. Op een afgesproken plaats wordt de buit van de overval verdeeld door de jongens. Van de buit heeft de verdachte 104 euro en sigaretten gekregen.
Uit onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat de verdachte een dag na de overval op 15 juli 2021 via de WhatsApp tegen [medeverdachte 2] zegt: “
lekker een oevoe laate nakke” (de rechtbank begrijpt: lekker een overval laten plegen) “
Weer met een mes”. In datzelfde Whatsappgesprek zegt de verdachte op 16 juli 2021 tegen [medeverdachte 2] : “
hij is geveegt”, waar de rechtbank uit opmaakt dat [medeverdachte 1] is opgepakt. Vervolgens zegt de verdachte dat hij toch niet “geveegd” gaat worden voor € 105,00, waarna [medeverdachte 2] zegt dat dat ook niet gaat gebeuren, omdat “hij” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) al gepakt is, maar dat de verdachte nu niet moet gaan janken als een baby, omdat hij anders niet had moeten komen. De verdachte was immers ook blij toen hij die 150 euro en die sloffen in zijn handen had, aldus [medeverdachte 2] . Verder zegt [medeverdachte 2] nog tegen de verdachte: “
Enigste probleem die dr is Dat we nu nieuwe bully.moeten fixen Diendit gaat doen voor ons”. De rechtbank leidt uit dit bericht af dat verdachte en [medeverdachte 2] vanwege de aanhouding van [medeverdachte 1] nu op zoek moeten naar iemand anders.
Uit onderzoek aan de getapte gesprekken van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat hij op 4 augustus 2021 met een onbekend gebleven persoon belt en zegt dat “
die tjappie die we erop hadden gezet heeft gewoon geluld”, waar de rechtbank uit afleidt dat de verdachte [medeverdachte 1] , over wie hij zich kennelijk denigrerend uitlaat, die zij tot het plegen van de overval hadden aangezet, bekennend heeft verklaard bij de politie. Op 5 augustus 2021 belt de verdachte met een ander onbekend gebleven persoon en zegt in dit gesprek: “
Kaipe nog langs die tjappie Ik zeg m luister mn broer, als je die ding nu niet gaat zetten heb je de kankerpoppen aan het dansen”, waar de rechtbank uit afleidt dat de verdachte langs het tankstation is gefietst en tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat als hij de overval nu niet pleegt een probleem heeft.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van dusdanig voldoende gewicht geweest dat deze moet worden aangemerkt als medeplegen. Hoewel de verdachte zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht tijdens de overval, is hij zowel vooraf als achteraf op betekenisvolle wijze betrokken geweest. De verdachte heeft samen met [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] ingezet om de overval te plegen. De verdachte heeft hiervoor een mes aan [medeverdachte 1] gegeven. Op het moment dat [medeverdachte 1] naast het tankstation stond is de verdachte langs [medeverdachte 1] gefietst en heeft hij tegen hem gezegd dat hij moest opschieten. Na de overval heeft de verdachte gedeeld in de buit. De rechtbank acht dan ook het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 juli 2021 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en meerdere sloffen sigaretten, die toebehoorden aan [tankstation] , door:
- met een bivakmuts op meerdere malen tegen die [slachtoffer] te zeggen 'Geef geld en sigaretten' en
- hierbij een mes te tonen aan die [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Verder is gevorderd dat aan deze voorwaardelijke straf naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden zullen worden verbonden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland. De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
In geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht om overeenkomstig de uitgebrachte adviezen het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman acht een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden een passende straf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation. De verdachte heeft [medeverdachte 1] die destijds 16 jaar was ingeschakeld om de overval te plegen en de verdachte heeft hiervoor een mes aan [medeverdachte 1] gegeven. [medeverdachte 1] is vervolgens met een bivakmuts op en met een mes in zijn hand het tankstation binnengegaan en heeft de medewerker van het tankstation onder bedreiging met een mes gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. De verdachte heeft gedeeld in de buit. De verdachte heeft met zijn handelen alleen zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad. Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij behoorlijk geschrokken is. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. De rechtbank benadrukt daarbij het zeer zorgelijk en kwalijk te vinden dat de verdachte [medeverdachte 1] heeft gebruikt voor het plegen van de overval.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 februari 2022, blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het psychologisch rapport gedateerd 6 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van ADHD – overwegend onoplettend beeld – ernstig en een specifieke leerstoornis met leesproblemen, met beperkingen in de schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden en met beperkingen in het rekenen. Ten tijde van het tenlastegelegde was voornoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig. De psycholoog kan niet aangeven of de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed, omdat de verdachte een deels zwijgende en deels ontkennende verdachte is. Daardoor bestaat er geen duidelijkheid over zijn rol en eventuele motieven en persoonlijke omstandigheden rondom het tenlastegelegde. Om diezelfde reden kan de psycholoog ook geen uitspraak doen over een pathologisch bepaald recidiverisico. De psycholoog ziet in algemene zin wel enkele risicofactoren, die mogelijk van invloed kunnen zijn op toekomstig grensoverschrijdend handelen van de verdachte. Daarbij lijkt de invloed van zijn sociale contacten het meest van belang. De verdachte heeft weinig vertrouwen in zichzelf en vanuit daar ook weinig verwachtingen van zichzelf. Hij is gevoelig, voelt zich onbegrepen, maar hoort toch ook graag ergens bij. Daarnaast is hij gevoelig voor spanning en sensatie en zal hij vanuit daar eerder in risicovolle situaties terechtkomen. Daartegenover staat dat de verdachte een first-offender is, een intelligente jongen is en in staat is zijn lessen te trekken uit de huidige situatie.
Wat betreft de indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht zijn er aangaande het cluster handelingsvaardigheden voldoende aanwijzingen voor cognitieve beperkingen die zijn functioneren zouden belemmeren. De verdachte maakt een leeftijd overeenkomstige indruk, maar heeft hulp van anderen nodig om aan de verwachtingen van de maatschappij te kunnen voldoen. Pedagogische sturing en invloed lijken niet meer aan de orde. De verdachte is impulsief en beïnvloedbaar. Hij is gebaat bij een groepsgericht leefklimaat. De psycholoog ziet voldoende indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht.
De psycholoog adviseert begeleiding van de reclassering. Hierbij kan gefocust worden op het gebied adolescenten. Daarnaast heeft de verdachte al vele therapieën gevolgd en is hij nu vooral gebaat bij structuur, regelmaat en rust. Ook is het belangrijk dat hij succeservaringen opdoet, zodat hij meer vertrouwen in zichzelf en zijn toekomst krijgt. De verdachte zou gebaat zijn bij een vertrouwenspersoon waar hij af en toe mee kan praten, iemand die hem begrijpt en waar hij zijn rijke gevoelsleven bij kan uiten, maar niet zijn moeder is.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 maart 2022. Het advies houdt onder meer het volgende in:
De verdachte heeft op dit moment geen zicht op stabiele huisvesting en een vervangende verblijfsplek is nog niet gevonden. Hij zou ter overbrugging bij verschillende familieleden kunnen verblijven. De verdachte heeft geen dagbesteding. Dit draagt bij aan een verhoging van het recidiverisico. Dat geldt ook voor de invloed van zijn sociale netwerk en middelengebruik.
De verdachte heeft in onderhavige zaak een schorsingstoezicht opgelegd gekregen. Uit contact met zijn toezichthouder blijkt dat dit vanaf het begin moeizaam verliep. Desalniettemin is duidelijk dat de verdachte (langdurig) begeleiding en sturing nodig heeft. Gelet op het eerdere verloop van reclasseringscontact zijn er enige twijfels over de responsiviteit, maar gelet op de noodzaak van begeleiding en behandeling vindt de reclassering het belangrijk dat de verdachte nog een kans krijgt.
De reclassering schat het recidiverisico in als hooggemiddeld. Zij baseren dit op de geconstateerde risicofactoren en het verloop van het reclasseringscontact de afgelopen maanden.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte komt conform zijn leeftijd over, maar tijdens het onderzoek zijn er verschillende aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op cognitieve beperkingen die het functioneren van de verdachte belemmeren. De verdachte heeft tevens (intensieve) sturing en begeleiding nodig om zich staande te kunnen houden in de maatschappij, reageert impulsief en is beïnvloedbaar.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De getuige [getuige] heeft namens de William Schrikker Stichting ter zitting toegelicht dat de verdachte al veel kansen heeft gehad, maar dat zij gezien de gemotiveerde houding van de verdachte mogelijkheden zien om hem te begeleiden.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij graag hulp wil en dat hij zich hiervoor gaat inzetten.
Toepasselijk recht
De verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit 19 jaar oud, zodat in beginsel het strafrecht voor meerderjarigen aan de orde is. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voorziet echter in de mogelijkheid om jongvolwassenen (van 18 tot 23 jaar) te berechten volgens het sanctiestelsel voor minderjarigen als de rechtbank daarvoor grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Gelet op de inhoud van voornoemde rapporten zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een overval op een winkel (zonder strafverzwarende omstandigheden) een jeugddetentie van 4 maanden als uitgangspunt genomen. In het geval van de verdachte geldt als strafverzwarende omstandigheid dat bij de overval is gedreigd met een wapen (mes). Deze strafverzwarende omstandigheid is aanleiding om de strafmaat te verhogen met 1 maand jeugddetentie. Verder weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij de mededader heeft aangezet tot het uitvoeren van de afpersing en dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. Ook dit werkt strafverhogend.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij bij haar strafeis aansluiting heeft gezocht bij de straf die aan de mededader [medeverdachte 2] is opgelegd ter zake van hetzelfde feit. De officier heeft er daarbij op gewezen dat de rol van de verdachte en [medeverdachte 2] vergelijkbaar is. Uit het vonnis van [medeverdachte 2] blijkt dat hij is veroordeeld tot een jeugddetentie van 360 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk en blijkt voorts dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij in een proeftijd liep (Rechtbank Noord-Holland 26 oktober 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10683). Nu deze strafverzwarende omstandigheden niet voor de verdachte gelden, zal de rechtbank aan de verdachte een lagere straf opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een jeugddetentie van na te noemen duur. Gelet op de inhoud van voornoemde rapporten ziet de rechtbank aanleiding om de jeugddetentie deels voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren verbinden. Deze straf is hoger dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank de straf die aan mededader [medeverdachte 2] is opgelegd daarbij in aanmerking heeft genomen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten afpersing, door het slachtoffer met een mes te bedreigen bij de overval. Gelet op de hiervoor genoemde rapporten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
90 (negentig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
2 (twee) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij de Jeugdbescherming (regio Zaanstreek-Waterland) aan de Overschiestraat 57 te Amsterdam wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek en zich gedurende twee jaren zal blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht. De veroordeelde houdt zich gedurende deze periode aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. De toezichthouder geeft de veroordeelde adviezen die betrekking hebben op zijn handel en wandel met als doel om de veroordeelde zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt;
  • zich zo snel mogelijk laat behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
  • meewerkt aan een plaatsing in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel als mogelijk en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem opstelt;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van deze contactverboden;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan het realiseren en behouden van een zinvolle dagbesteding. De veroordeelde stelt zich hierin controleerbaar op.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming en
Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. J.C. van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2022.
mr. Uitermark is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.