6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation. De verdachte heeft [medeverdachte 1] die destijds 16 jaar was ingeschakeld om de overval te plegen en de verdachte heeft hiervoor een mes aan [medeverdachte 1] gegeven. [medeverdachte 1] is vervolgens met een bivakmuts op en met een mes in zijn hand het tankstation binnengegaan en heeft de medewerker van het tankstation onder bedreiging met een mes gedwongen tot de afgifte van geld en sigaretten. De verdachte heeft gedeeld in de buit. De verdachte heeft met zijn handelen alleen zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad. Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij behoorlijk geschrokken is. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. De rechtbank benadrukt daarbij het zeer zorgelijk en kwalijk te vinden dat de verdachte [medeverdachte 1] heeft gebruikt voor het plegen van de overval.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 februari 2022, blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het psychologisch rapport gedateerd 6 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van ADHD – overwegend onoplettend beeld – ernstig en een specifieke leerstoornis met leesproblemen, met beperkingen in de schriftelijke uitdrukkingsvaardigheden en met beperkingen in het rekenen. Ten tijde van het tenlastegelegde was voornoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig. De psycholoog kan niet aangeven of de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde heeft beïnvloed, omdat de verdachte een deels zwijgende en deels ontkennende verdachte is. Daardoor bestaat er geen duidelijkheid over zijn rol en eventuele motieven en persoonlijke omstandigheden rondom het tenlastegelegde. Om diezelfde reden kan de psycholoog ook geen uitspraak doen over een pathologisch bepaald recidiverisico. De psycholoog ziet in algemene zin wel enkele risicofactoren, die mogelijk van invloed kunnen zijn op toekomstig grensoverschrijdend handelen van de verdachte. Daarbij lijkt de invloed van zijn sociale contacten het meest van belang. De verdachte heeft weinig vertrouwen in zichzelf en vanuit daar ook weinig verwachtingen van zichzelf. Hij is gevoelig, voelt zich onbegrepen, maar hoort toch ook graag ergens bij. Daarnaast is hij gevoelig voor spanning en sensatie en zal hij vanuit daar eerder in risicovolle situaties terechtkomen. Daartegenover staat dat de verdachte een first-offender is, een intelligente jongen is en in staat is zijn lessen te trekken uit de huidige situatie.
Wat betreft de indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht zijn er aangaande het cluster handelingsvaardigheden voldoende aanwijzingen voor cognitieve beperkingen die zijn functioneren zouden belemmeren. De verdachte maakt een leeftijd overeenkomstige indruk, maar heeft hulp van anderen nodig om aan de verwachtingen van de maatschappij te kunnen voldoen. Pedagogische sturing en invloed lijken niet meer aan de orde. De verdachte is impulsief en beïnvloedbaar. Hij is gebaat bij een groepsgericht leefklimaat. De psycholoog ziet voldoende indicaties voor het toepassen van het minderjarigenstrafrecht.
De psycholoog adviseert begeleiding van de reclassering. Hierbij kan gefocust worden op het gebied adolescenten. Daarnaast heeft de verdachte al vele therapieën gevolgd en is hij nu vooral gebaat bij structuur, regelmaat en rust. Ook is het belangrijk dat hij succeservaringen opdoet, zodat hij meer vertrouwen in zichzelf en zijn toekomst krijgt. De verdachte zou gebaat zijn bij een vertrouwenspersoon waar hij af en toe mee kan praten, iemand die hem begrijpt en waar hij zijn rijke gevoelsleven bij kan uiten, maar niet zijn moeder is.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 maart 2022. Het advies houdt onder meer het volgende in:
De verdachte heeft op dit moment geen zicht op stabiele huisvesting en een vervangende verblijfsplek is nog niet gevonden. Hij zou ter overbrugging bij verschillende familieleden kunnen verblijven. De verdachte heeft geen dagbesteding. Dit draagt bij aan een verhoging van het recidiverisico. Dat geldt ook voor de invloed van zijn sociale netwerk en middelengebruik.
De verdachte heeft in onderhavige zaak een schorsingstoezicht opgelegd gekregen. Uit contact met zijn toezichthouder blijkt dat dit vanaf het begin moeizaam verliep. Desalniettemin is duidelijk dat de verdachte (langdurig) begeleiding en sturing nodig heeft. Gelet op het eerdere verloop van reclasseringscontact zijn er enige twijfels over de responsiviteit, maar gelet op de noodzaak van begeleiding en behandeling vindt de reclassering het belangrijk dat de verdachte nog een kans krijgt.
De reclassering schat het recidiverisico in als hooggemiddeld. Zij baseren dit op de geconstateerde risicofactoren en het verloop van het reclasseringscontact de afgelopen maanden.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte komt conform zijn leeftijd over, maar tijdens het onderzoek zijn er verschillende aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op cognitieve beperkingen die het functioneren van de verdachte belemmeren. De verdachte heeft tevens (intensieve) sturing en begeleiding nodig om zich staande te kunnen houden in de maatschappij, reageert impulsief en is beïnvloedbaar.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De getuige [getuige] heeft namens de William Schrikker Stichting ter zitting toegelicht dat de verdachte al veel kansen heeft gehad, maar dat zij gezien de gemotiveerde houding van de verdachte mogelijkheden zien om hem te begeleiden.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij graag hulp wil en dat hij zich hiervoor gaat inzetten.
Toepasselijk recht
De verdachte was ten tijde van het bewezen verklaarde feit 19 jaar oud, zodat in beginsel het strafrecht voor meerderjarigen aan de orde is. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voorziet echter in de mogelijkheid om jongvolwassenen (van 18 tot 23 jaar) te berechten volgens het sanctiestelsel voor minderjarigen als de rechtbank daarvoor grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Gelet op de inhoud van voornoemde rapporten zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht jeugd (LOVS). Daar wordt bij een overval op een winkel (zonder strafverzwarende omstandigheden) een jeugddetentie van 4 maanden als uitgangspunt genomen. In het geval van de verdachte geldt als strafverzwarende omstandigheid dat bij de overval is gedreigd met een wapen (mes). Deze strafverzwarende omstandigheid is aanleiding om de strafmaat te verhogen met 1 maand jeugddetentie. Verder weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat hij de mededader heeft aangezet tot het uitvoeren van de afpersing en dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. Ook dit werkt strafverhogend.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij bij haar strafeis aansluiting heeft gezocht bij de straf die aan de mededader [medeverdachte 2] is opgelegd ter zake van hetzelfde feit. De officier heeft er daarbij op gewezen dat de rol van de verdachte en [medeverdachte 2] vergelijkbaar is. Uit het vonnis van [medeverdachte 2] blijkt dat hij is veroordeeld tot een jeugddetentie van 360 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk en blijkt voorts dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij in een proeftijd liep (Rechtbank Noord-Holland 26 oktober 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10683). Nu deze strafverzwarende omstandigheden niet voor de verdachte gelden, zal de rechtbank aan de verdachte een lagere straf opleggen. Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een jeugddetentie van na te noemen duur. Gelet op de inhoud van voornoemde rapporten ziet de rechtbank aanleiding om de jeugddetentie deels voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren verbinden. Deze straf is hoger dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank de straf die aan mededader [medeverdachte 2] is opgelegd daarbij in aanmerking heeft genomen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten afpersing, door het slachtoffer met een mes te bedreigen bij de overval. Gelet op de hiervoor genoemde rapporten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.