Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3],
1.De zaak in het kort
Volgens [eiser 1] c.s. dienen voormelde bedragen als boedelschuld te worden beschouwd en dienen deze onmiddellijk en integraal te worden voldaan, zonder afwikkeling van de boedel af te wachten en met voorbijgaan van de aanspraken van andere boedelschuldeisers.
De curator betwist niet dat Middelkoop Beheer een vordering op de boedel heeft wegens het niet verwijderen van de containers, maar stelt dat dit een concurrente faillissementsschuld is. Volgens de curator vormen de containers een onroerende zaak (een keerwal), die door natrekking eigendom van Middelkoop Beheer is geworden. Middelkoop Beheer kan daardoor niet uit hoofde van onrechtmatige daad van de curator verlangen dat hij de containers verwijdert, maar uitsluitend uit hoofde van de huurovereenkomst. De uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting tot oplevering zonder containers, leidt uitsluitend tot een concurrente vordering.
De rechtbank verwerpt de stellingen van de curator en oordeelt dat in het midden kan blijven of de containers al dan niet onroerend zijn geworden. Uit de heersende jurisprudentie kan worden afgeleid dat ook als de containers onroerend zijn (geworden) de curator jegens de eigenaar van het terrein op grond van hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt de verplichting had om deze containers te verwijderen. Door de containers te laten staan maakt de curator inbreuk op het eigendom en het exclusieve gebruiksrecht van Middelkoop Beheer. De curator was jegens Middelkoop Beheer dus verplicht de containers met inhoud te verwijderen. Dat betekent dat de daarmee gemoeide kosten kwalificeren als boedelvordering. Ook de overige weren van de curator (ontbreken goede trouw, strijd met redelijkheid en billijkheid en misbruik van recht) worden verworpen. De vorderingen van [eiser 1] c.s. worden dan ook toegewezen.
2.De procedure
- het tussenvonnis van 28 juli 2021
- de akte overlegging aanvullende producties tevens akte vermeerdering en wijziging van eis van de zijde van [eiser 1] c.s.
- de mondelinge behandeling van 29 november 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd;
- een ter zitting nog toegezegde productie, te weten een vaststellingsovereenkomst d.d. mei 2019, die mr. Moeijes op 29 november 2021 heeft nagestuurd.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
3.5. Indien de wederpartij van de failliet, zoals in het onderhavige geval, geen eigenaar is van het gebouw waarin of van het terrein waarop zich na ontbinding van de overeenkomst nog tot de boedel behorende zaken bevinden, maar zij daarvan wel een exclusief gebruiksrecht heeft, ontleent zij aan dat gebruiksrecht in beginsel evenzeer het recht om van de curator verwijdering van die zaken te verlangen. Een exclusief gebruiksrecht omvat immers doorgaans mede de bevoegdheid zich te verzetten tegen een storing in het genot van de zaak waarop het gebruiksrecht betrekking heeft (zie Parl. Gesch. Boek 5, p. 65; vgl. HR 24 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0480, NJ 1992/280). De curator is dan ook gehouden de desbetreffende zaken te verwijderen, tenzij hij stelt en bij tegenspraak bewijst dat de wederpartij daarop uit hoofde van haar rechtsverhouding met de eigenaar van het gebouw of terrein geen aanspraak kan maken.
cessieevenmin vereist dat [eiser 1] c.s. te goeder trouw zijn. Dit vereiste volgt niet uit de artikelen 3:94 of 3:84 BW. Verder valt ook niet in te zien waarom het ontbreken van goede trouw bij [eiser 1] c.s. in hun relatie met de curator in de weg zou staan aan overdracht van een op zichzelf rechtsgeldige vordering van Middelkoop Beheer aan [eiser 1] c.s.
7.712,00(2,0 punten × tarief € 3.856,00)