Op 7 januari 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter, mr. P.W.M. de Wolf MSM, afgewezen. Verzoeker, wonende te Haarlem, had op 3 januari 2022 ter zitting verzocht om wraking, omdat hij meende dat de voorzieningenrechter niet onpartijdig was. Dit verzoek was gericht tegen een kort geding met zaaknummer C/15/323189/KG ZA 21-646, waarin verzoeker een aanhoudingsverzoek had ingediend. Hij stelde dat de voorzieningenrechter hem de kans had ontnomen om zich adequaat te verdedigen door zijn aanhoudingsverzoek af te wijzen, en dat de rechter in het verleden altijd in zijn nadeel had geoordeeld.
De wrakingskamer oordeelde dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek een procesbeslissing was en geen grond voor wraking kon vormen. De kamer benadrukte dat de motivering van een (tussen)beslissing niet kan leiden tot wraking, tenzij er objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat de voorzieningenrechter vooringenomen was, en dat zijn algemene stelling dat de rechtbank altijd in zijn nadeel beslist, niet voldoende onderbouwd was.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.