ECLI:NL:RBNHO:2022:1747

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5016
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van verplaatsing van senior- naar mediorfunctie wegens ernstig plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een disciplinaire procedure tegen eiseres, die werkzaam was als senior complexbeveiliger bij een penitentiaire inrichting. Eiseres kreeg een disciplinaire straf opgelegd in de vorm van verplaatsing naar een mediorfunctie en een lagere salarisschaal, wegens ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim was het gevolg van het onterecht delen van gevoelige informatie over een levenslanggestrafte gedetineerde met een persoon die zich als politieambtenaar voordeed, zonder de identiteit van deze persoon te verifiëren. Eiseres had eerder al een waarschuwing ontvangen voor een ander plichtsverzuim, wat door de rechtbank als verzwarende omstandigheid werd meegewogen.

De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiseres als plichtsverzuim konden worden aangemerkt, omdat zij de veiligheid van de penitentiaire inrichting in gevaar had gebracht. Eiseres voerde aan dat de opgelegde straf niet evenredig was aan het plichtsverzuim, maar de rechtbank oordeelde dat de straf passend was, gezien de ernst van de situatie en de eerdere incidenten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het omgaan met gevoelige informatie binnen de publieke sector.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5016

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Bots),
en

Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Versloot).

Procesverloop

In het besluit van 30 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 31 december 2019 de disciplinaire straf van verplaatsing opgelegd.
In het besluit van 10 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 1] (vestigingsdirecteur).

Overwegingen

Wat eraan vooraf ging
1. Eiseres was in dienst bij verweerder als senior complexbeveiliger (salarisschaal 5) bij de penitentiaire inrichting (PI) [plaats] .
2. Op 25 augustus 2019 heeft eiseres dienst in de PI, bij de portiersloge. Er komt een telefoontje binnen van iemand die zich bekend maakt als [naam 2] van de Dienst Speciale Interventies van de politie. Hij stelt vragen over levenslanggestrafte gedetineerde X. Eiseres beantwoordt deze vragen, die onder andere betrekking hebben op de locatie van de cel van X. Diezelfde dag meldt eiseres het voorval aan haar leidinggevende. Ook haar collega [naam 3] meldt het voorval. Op 5 september 2019 vindt naar aanleiding hiervan een hoorgesprek plaats (met [naam 1] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [naam 4] , hoofd veiligheid, en [naam 5] , HR-adviseur). In dat gesprek verklaart eiseres onder meer dat ze niet goed heeft nagedacht, dat zij bij de overdracht informatie had gekregen over een mogelijke dropping, dat zij informatie “bij elkaar gepuzzeld” heeft en de conclusie getrokken had dat er al contact was geweest tussen collega’s en de politie. Verder verklaart zij dat zij beter had moeten weten en het begrijpt als zij geen senior meer kan zijn.
3. Op 4 november 2019 stuurt verweerder twee voorgenomen besluiten aan eiseres, inhoudende het opdragen van een andere functie (medior complexbeveiliger), respectievelijk het opleggen van een disciplinaire straf (voorwaardelijk strafontslag).
4. Eiseres heeft daartegen een zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen, inhoudend het opleggen van de disciplinaire straf van verplaatsing naar de functie van medior complexbeveiliger, met de daarbij behorende salarisschaal 4. In het bestreden besluit heeft verweerder de indeling in een lagere salarisschaal als aparte straf opgelegd (waarmee verweerder het advies van de bezwaarcommissie overneemt).
5. De rechtbank dient in deze zaak de volgende vragen te beantwoorden: Kunnen de gedragingen van eiseres worden aangemerkt als plichtsverzuim? En zo ja, dan dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de in het bestreden besluit opgelegde straf niet onevenredig is aan de aard en de ernst van het vastgestelde plichtsverzuim.
Plichtsverzuim?
Standpunt eiseres
6. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte uitgaat van een door eiseres gepleegd plichtsverzuim. Het maken van een enkele fout betekent nog niet dat sprake is van strafwaardig plichtsverzuim, waarbij eiseres verwijst naar jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 12-5-2015 ECLI:NL:CRVB:2015:373). Verweerder suggereert volgens eiseres ten onrechte dat zij vertrouwelijke informatie zou hebben gelekt. Eiseres heeft de informatie alleen gedeeld met de politie.
Standpunt verweerder
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de gedraging die eiseres wordt verweten, is dat zij informatie heeft gedeeld met een derde zonder te verifiëren wie de betreffende persoon daadwerkelijk was en zonder hem door te verwijzen naar een bevoegd persoon. Haar wordt niet verweten dat zij informatie heeft gelekt. Het gaat erom dat zij informatie over een gedetineerde met iemand heeft gedeeld terwijl zij niet wist wie die persoon was aan wie zij deze informatie verstrekte. Deze gedraging is ook erkend door eiseres. De gedraging is volgens verweerder als plichtsverzuim aan te merken, omdat eiseres hierdoor heeft gehandeld in strijd met hetgeen van een goed ambtenaar verwacht mag worden, juist als senior complexbeveiliger had zij beter moeten en kunnen weten.
Oordeel rechtbank
8. Vaststaat dat eiseres gevoelige informatie heeft verstrekt aan iemand, van wie zij de identiteit niet op voorhand heeft vastgesteld. Niet elke fout leidt tot de conclusie dat sprake is van plichtsverzuim, maar deze gedraging moet naar het oordeel van de rechtbank als plichtsverzuim worden aangemerkt. Door het verstrekken van informatie over de verblijfplaats van X aan een persoon die zich als politieambtenaar bekend maakte, maar van wie eiseres de identiteit niet heeft gecontroleerd, heeft eiseres de veiligheid van de PI in gevaar gebracht. Zeker als senior complexbeveiliger had eiseres moeten weten dat zeer voorzichtig met gevoelige informatie moet worden omgegaan, te meer nu sprake was van signalen dat een uitbraakpoging werd voorbereid.

Evenredigheid?

Standpunt eiseres
9. Eiseres voert aan dat als al sprake is van plichtsverzuim de sanctie niet evenredig is aan het vermeende plichtsverzuim. Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte enkele kwesties die eerder ten aanzien van eiseres hebben gespeeld als verzwarende omstandigheden heeft laten meewegen. Uit de omstandigheid dat eiseres het voorval heeft gemeld blijkt dat zij wel lering heeft getrokken uit de eerder gegeven waarschuwing vanwege het niet melden van een voorval.
Het besluit van 17 augustus 2017 waarin eiseres een berisping is opgelegd, heeft betrekking op een ander plichtsverzuim dan het plichtsverzuim dat nu voorligt. Eiseres stelt dat indien verweerder meent dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden, het aan verweerder is aan te tonen dat eiseres als gewaarschuwd ambtenaar gold. Verder voert eiseres aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat wat eiseres in haar zienswijze heeft aangevoerd reden is geweest af te zien van het opleggen van de zwaardere sanctie van voorwaardelijk strafontslag. Volgens eiseres is haar zienswijze niet betrokken in de overwegingen van verweerder.
Eiseres betoogt verder dat het feit dat zowel verweerder als de bezwaarcommissie menen dat zij perspectief moet krijgen om terug te keren in de functie van senior complexbeveiliger en haar hiervoor een ontwikkeltraject wordt geboden, haar sterkt in haar stelling dat de door haar gemaakte fout in het kader van haar functioneren had moeten worden besproken. Daarnaast is het een indicatie dat de sanctie niet evenredig is aan het vermeende plichtsverzuim. Bij een dergelijke keuze had het meer voor de hand gelegen om gebruik te maken van het bepaalde in art 81, tweede lid, van het ARAR. Het had op de weg van verweerder gelegen om de verplaatsing dan voor bepaalde tijd op te leggen.
Standpunt verweerder
10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verweten gedraging als een ernstig nalaten, dus als ernstig plichtsverzuim moet worden gekwalificeerd. Niet uit het oog kan worden verloren dat eiseres één dag voor het bewuste telefoongesprek informatie had ontvangen over een mogelijke dropping en ontsnapping van een levenslang gestrafte. Door deze informatie te delen met een derde waarvan eiseres niet wist wie hij was, heeft zij een enorm veiligheidsrisico genomen. Verweerder is mede gelet op de eerdere incidenten van mening dat de opgelegde straf evenredig is.
Oordeel rechtbank
11. Eiseres heeft niet aangevoerd dat de gedraging haar niet zou zijn toe te rekenen. De rechtbank is voorts van oordeel dat de opgelegde straf niet onevenredig is aan de aard en ernst van het geconstateerde plichtsverzuim. De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. Artikel 81, eerste lid, aanhef en onder j, van het ARAR sluit niet uit dat de straf van verplaatsing voor onbepaalde duur kan worden opgelegd. [1] Verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat de straf ook voor onbepaalde duur is bedoeld. In haar oordeel over de evenredigheid van de strafmaat heeft de rechtbank de opmerkingen in het bestreden besluit met betrekking tot het ontwikkeltraject niet betrokken, omdat dit aspect losstaat van het oordeel over de evenredigheid. Zoals uit de beschrijving van het incident en de overwegingen over het plichtsverzuim al naar voren is gekomen, bracht de gedraging van eiseres de veiligheid van de gehele PI in gevaar. Het delen van informatie over een gedetineerde met een persoon van wie de identiteit niet is geverifieerd, had immers zeer ernstige gevolgen kunnen hebben. Dat eiseres het voorval vervolgens zelf heeft gemeld, is daarbij niet van belang. Verweerder heeft bovendien de incidenten uit het verleden mogen meewegen als verzwarende omstandigheid. De omstandigheid dat het bij die eerdere incidenten om andere vormen van plichtsverzuim ging, doet er niet aan af dat het ook in die gevallen ging om niet ‘scherp’ of integer zijn.
12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de beroepsgronden geen doel treffen.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. J.C. de Wit voorzitter, en mr. S.A. Steinhauser, en
mr. A.R. ten Berge, leden, in aanwezigheid van mr.J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2022.
griffier
de voorzitter is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vergelijk uitspraak van de CRvB van 11 oktober 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BO5160).