ECLI:NL:RBNHO:2022:1724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9588532 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens handelen in strijd met gesloten verklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 18 februari 2022 in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen, waarbij de gedraging zou hebben plaatsgevonden op 11 juli 2020. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie een schouwrapport had moeten overleggen waaruit blijkt dat het bord met de geslotenverklaring correct was geplaatst en zichtbaar was op het moment van de gedraging. Dit was noodzakelijk om vast te stellen of de gedraging daadwerkelijk had plaatsgevonden. Aangezien het schouwrapport ontbrak, kon niet worden vastgesteld dat de gedraging was begaan, waardoor de kantonrechter het beroep gegrond verklaarde. De beschikking waarbij de boete was opgelegd, werd vernietigd en de officier van justitie werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, vastgesteld op € 1.164,75. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor de officier van justitie om adequaat bewijs te leveren voor opgelegde sancties.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9588532 \ WM VERZ 21-758
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 februari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : I. Menalo, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 februari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Aanvullend legt de vertegenwoordiger van de officier van justitie ter zitting het algemeen proces-verbaal met betrekking tot de geslotenverklaring en de bebording in de gemeente Alkmaar over met de daarbij behorende plattegrond waarop staat aangegeven waar de bebording is geplaatst.
De gemachtigde stelt ter zitting dat zij de beroepsgrond met betrekking tot de ontbrekende plattegrond intrekt.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
De kantonrechter overweegt dat in dit geval door de officier van justitie een schouwrapport had moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat in de maand juli 2020 is vastgesteld dat het bord met de geslotenverklaring juist is en geplaatst. Dat volgt uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 december 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:11637). Op de foto van de gedraging, die zou zijn begaan op 11 juli 2020, is namelijk wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar geen bord met de geslotenverklaring. Omdat een schouwrapport van juli 2020 ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is begaan, zodat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking meer. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen dus worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 759,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: