ECLI:NL:GHARL:2021:11637

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
Wahv 200.278.183/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens gebrekkige bebording en schouwprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie van € 95,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het negeren van een geslotenverklaring op 5 april 2019 in Alkmaar. De kantonrechter had eerder de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, stelde dat de bebording niet correct was geplaatst en dat de maandelijkse schouw niet was uitgevoerd zoals voorgeschreven in het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen.

Het hof oordeelde dat de sanctie niet in stand kon blijven, omdat niet kon worden vastgesteld dat de bebording maandelijks was gecontroleerd. De ontbrekende schouwrapporten leidden tot de conclusie dat de inleidende beschikking vernietigd moest worden. Het hof heeft de proceskosten van de betrokkene vastgesteld op € 1.148,50 en deze vergoed door de advocaat-generaal. De beslissing van de kantonrechter werd vernietigd en het beroep werd gegrond verklaard.

Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte bebording en de naleving van schouwprocedures in het kader van verkeershandhaving. De uitspraak is openbaar gedaan en onderstreept de rechtsbescherming van de betrokkene tegen onterecht opgelegde sancties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.278.183/01
CJIB-nummer
: 225144490
Uitspraak d.d.
: 20 december 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2020, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen”. Deze gedraging zou zijn verricht op 5 april 2019 om 13.15 uur op de Heul in Alkmaar met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene betwist onder meer de plaatsing van de juiste bebording. De gemachtigde verwijst naar het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden (Beleidskader), waaruit volgt dat als het betreffende bord niet zichtbaar is op de foto, een (minimaal) maandelijkse schouw uitgevoerd dient te worden. Nu de dagtekeningen van de schouwrapporten in deze zaak meer dan een maand uit elkaar liggen, is gehandeld in strijd met het Beleidskader, zodat de inleidende beschikking dient te worden vernietigd.
3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“De overtreding is geautomatiseerd geconstateerd en op een digitale foto vastgesteld door een camera die na het bord C1 is geplaatst. Onder het bord C1 is een onderbord geplaatst met de tekst ‘uitgezonderd laden en lossen ma t/m zat 07:00 - 11:00 h, en 17:00 - 19:30 h, koopavond 17:00 - 18:00 h.’ Gedurende het kaasmarktseizoen (laatste vrijdag in maart tot laatste vrijdag in september) gelden dezelfde laad- en lostijden als hierboven vermeld, m.u.v. de laad- en lostijden op vrijdagochtend. Deze zijn gedurende het kaasmarktseizoen van 07:00 - 10:00 uur. Voor dit voertuig was ten tijde van de overtreding geen ontheffing afgegeven.
De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig kwam uit de noordelijke richting van de Bagijnenstraat en reed in zuidelijke richting naar de Heul. De camera heeft vastgelegd dat het betrokken voertuig het voor hem bedoelde bord C1 negeerde en de geslotenverklaring inreed. Het was noodzakelijk om het voertuig aan de voorzijde te fotograferen, omdat bij een samenstel van voertuigen het kenteken van het trekkende motorvoertuig moet worden vastgelegd en anders niet gecontroleerd kan worden of voor het trekkende voertuig een ontheffing is afgegeven. Daarom is het bord niet zichtbaar op de foto. De foto is genomen na het passeren van het bord. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd. De wegbeheerder heeft geen melding van enige wijziging of bijzonderheid gedaan inzake de bebording waaruit volgt dat deze deugdelijk aanwezig was op het moment van de overtreding.”
4. In het dossier bevindt zich de foto waarmee de gedraging is vastgelegd. Hierop is het voertuig met kenteken [kenteken] vanaf de voorzijde te zien. Op de foto is geen bebording zichtbaar.
5. In het ten tijde van de gedraging geldende -op dit onderdeel als beleidsregel in de zin van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te beschouwen- Beleidskader waarnaar de gemachtigde verwijst is onder meer het volgende opgenomen:
“Indien camerasystemen in werking zijn waarop de borden niet zichtbaar zijn, dan zal een (minimaal) maandelijkse omgevingsschouw moeten plaatsvinden door een opsporingsambtenaar. Deze legt in een proces-verbaal vast dat de borden en de daarbij behorende onderborden juist zijn geplaatst”.
6. Op de zitting van de kantonrechter heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie twee processen-verbaal van schouw van 13 maart 2019 en 24 mei 2019 overgelegd, waarin voor zover relevant staat dat op de genoemde data een rondgang is gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring en waarbij als bijlage foto’s van alle genoemde locaties zijn gevoegd waarop de borden C1 duidelijk zichtbaar zijn.
7. Het hof stelt vast dat een schouwproces-verbaal van april 2019 ontbreekt. Uit het dossier blijkt dus niet dat de bebording in de periode rond de gedraging (minimaal) maandelijks is gecontroleerd. Gelet daarop is niet conform voormeld Beleidskader gehandeld en kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dit brengt mee dat de inleidende beschikking, gelet op artikel 4:84 van de Awb, niet in stand kan blijven. Het hof zal daarom beslissen als hierna te melden.
8. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Het hof zal, met toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen in administratief beroep een half punt toekennen. De waarde per punt bedraagt voor het administratief beroep € 534,- en voor het (hoger) beroep € 748,-. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van
€ 1.148,50 (= 1,5 x € 534,- x 0,5 + 2 x € 748,- x 0,5).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.148,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.