Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
€ 18.606,74 bruto, een billijke vergoeding van € 44.453,00 bruto en achterstallig loon van
€ 6.828.72. Ook verzoekt [verzoeker] dat de kantonrechter voor recht verklaart dat het dienstverband is geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van Marant en dat Marant geen rechten kan ontlenen aan het tussen partijen overeengekomen concurrentie- en relatiebeding. Aan de verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.In dat kader heeft [verzoeker] aangevoerd dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat een dringende reden voor het ontslag ontbreekt.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
€ 13.982,56 bruto bedraagt, op welk bedrag [verzoeker] ook aanspraak heeft gemaakt en waartegen door Marant geen verweer is gevoerd. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 21 september 2021.
€ 6.500,00 bruto. Voor een verdere verhoging van de billijke vergoeding ziet de kantonrechter geen aanleiding. Dat [verzoeker] pensioenschade heeft over de periode dat de arbeidsovereenkomst nog had geduurd, heeft hij onvoldoende onderbouwd. Voor een vermindering van de billijke vergoeding met de transitievergoeding ziet de kantonrechter ook geen aanleiding, vanwege de aard en ernst van het verwijtbaar handelen of nalaten van Marant en vanwege het feit dat kan worden aangenomen dat [verzoeker] de transitievergoeding nodig heeft en zal moeten gebruiken voor het vinden en verkrijgen van een andere baan. Marant wordt dus veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 6.500,00 bruto, vermeerderd met de verzochte wettelijke rente met ingang van de datum van deze beschikking.
6.De beslissing
te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf veertien dagen na betekening van de beschikking;