ECLI:NL:HR:2001:AB1347
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in het arbeidsrecht
In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, werkzaam bij de rechtsvoorgangster van verweerster, een verklaring voor recht gevorderd dat haar ontslag op staande voet, gegeven op 27 februari 1996, nietig is. Eiseres stelde dat de arbeidsovereenkomst tot 3 mei 1996 heeft voortgeduurd en dat er geen dringende reden voor ontslag was. De Kantonrechter te 's-Gravenhage oordeelde in eerste instantie dat het ontslag nietig was en veroordeelde verweerster tot betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag. Verweerster ging in hoger beroep, en de Rechtbank vernietigde het vonnis van de Kantonrechter, waarbij eiseres in het ongelijk werd gesteld. Eiseres ging vervolgens in cassatie.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er een dringende reden voor ontslag was, gebaseerd op een vermeende verduistering door eiseres. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank voldoende had gemotiveerd dat het ontslag onverwijld was gegeven en dat de video-opnames als bewijs mochten worden gebruikt, ondanks de privacykwesties die eiseres aanvoerde. De Hoge Raad verwierp het beroep van eiseres en veroordeelde haar in de kosten van het geding in cassatie.
Dit arrest benadrukt de voorwaarden waaronder een ontslag op staande voet rechtsgeldig kan zijn, met name de noodzaak van een dringende reden en de onverwijlde mededeling van die reden aan de werknemer. De uitspraak biedt ook inzicht in de afwegingen die gemaakt moeten worden bij het gebruik van bewijsmateriaal dat mogelijk inbreuk maakt op de privacy van de werknemer.