ECLI:NL:RBNHO:2022:1611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
9469678 \ CV EXPL 21-66334
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door onzorgvuldig hijsen van olietank

In deze zaak heeft eiser, een klant van Riwald Recycling Beverwijk B.V., schade geleden aan zijn auto en aanhanger toen een olietank tijdens hijswerkzaamheden door een medewerker van Riwald op zijn voertuigen viel. Eiser heeft Riwald aansprakelijk gesteld voor de schade, die hij begroot op € 3.272,23, vermeerderd met wettelijke rente en bijkomende kosten. Riwald betwist de aansprakelijkheid en beroept zich op een exoneratiebeding dat op een terreinbord is vermeld, waaruit zou blijken dat laden en lossen op eigen risico is. De kantonrechter heeft de vordering van eiser beoordeeld en vastgesteld dat Riwald niet met succes kan terugvallen op het exoneratiebeding, omdat dit niet de aansprakelijkheid voor onzorgvuldig handelen van haar medewerkers uitsluit. De kantonrechter oordeelt dat de kraanmachinist onzorgvuldig heeft gehandeld door onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen, waardoor de olietank is losgeraakt. De kantonrechter wijst de vordering van eiser volledig toe en veroordeelt Riwald tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9469678 \ CV EXPL 21-66334
Uitspraakdatum: 2 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] ,handelend onder de naam
[handelsnaam]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen
Riwald Recycling Beverwijk B.V.
gevestigd te Beverwijk
gedaagde
verder te noemen: Riwald
vertegenwoordiger: [vertegenwoordiger] .
De zaak in het kort
[eiser] heeft een oude olietank ingeleverd bij Riwald. Die tank is tijdens het hijsen met een mobiele kraan door een medewerker van Riwald op de auto en aanhanger van [eiser] terechtkomen, waardoor schade is ontstaan aan de auto en aanhanger. Partijen twisten over de vraag of Riwald aansprakelijk is voor de schade van [eiser] .

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 28 september 2021 een vordering tegen Riwald ingesteld. Riwald heeft mondeling geantwoord. [eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd bij conclusie van repliek, waarna Riwald een conclusie van dupliek heeft genomen. [eiser] heeft daar nog schriftelijk op gereageerd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een klant van Riwald en maakt al enkele jaren op regelmatige basis gebruik van zijn diensten.
2.2.
[eiser] heeft op 15 april 2021 een oude olietank ingeleverd bij Riwald. [eiser] vervoerde deze olietank in een aanhanger die gekoppeld was aan zijn auto. Een medewerker van Riwald heeft op het terrein van Riwald met een mobiele kraan de olietank van de aanhanger gehesen. Tijdens het hijsen van de kraan is de olietank losgeraakt en op de auto en aanhanger van [eiser] terechtgekomen. Deze zijn door de val beide beschadigd geraakt.
2.3.
[eiser] heeft Riwald op 12 mei 2021 via zijn verzekeringstussenpersoon aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade en heeft Riwald verzocht om het schadebedrag, dat door hem is begroot op een bedrag van € 2.838,22, te vergoeden.
2.4.
Riwald heeft de aansprakelijkheid niet erkend en heeft het bedrag, ook na verschillende aanmaningen door [eiser] , niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Riwald veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 3.272,23, vermeerderd met de wettelijke rente plus bijkomende (na)kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat de medewerker van Riwald tijdens het hijsen van de olietank met de mobiele kraan niet de juiste handelswijze heeft gevolgd en/of niet de juiste veiligheidsmaatregelen heeft genomen. De olietank is daardoor losgekomen van de kraan en terechtgekomen op de auto en aanhanger van [eiser] . Vanwege die inbreuk op zijn eigendomsrecht is Riwald op grond van artikel 6:162 BW in verbinding met artikel 6:170 BW aansprakelijk voor de schade die [eiser] daardoor heeft geleden. Het handelen van haar medewerker is aan Riwald toe te rekenen. Van een kraanmachinist mag namelijk verwacht worden dat deze er voorafgaand aan de werkzaamheden zeker van is dat de lading deugdelijk vastzit en tijdens het hijsen niet los kan komen en vallen.

4.Het verweer

4.1.
Riwald betwist dat hij aansprakelijk is voor de schade van [eiser] . [eiser] is een zakelijke klant die al vaak bij Riwald is geweest. Bij de ingang van zijn terrein heeft Riwald een bord staan waarop staat dat laden en lossen voor eigen risico is en dat Riwald op geen enkele wijze aansprakelijk is. Op dat bord staat namelijk in grote letters de tekst “
U laadt en lost hier op uw eigen risico, Riwald Recycling Beverwijk bv is op geen enkele wijze aansprakelijk voor eventuele schade/toegebrachte schade op welke wijze ook ontstaan.” Riwald mag er vanuit gaan dat [eiser] op de hoogte is van het bord en het ook met dat bord eens is. Zo niet, dan had [eiser] dat bij Riwald moeten aangeven. De kraanmachinisten van Riwald zijn kundig. Het hoort echter bij het vak dat er weleens iets uit de klem schiet. Dit is niet te voorkomen op een recyclingterrein. Dit weet iedereen die bij Riwald levert, dus ook [eiser] . Riwald valt daarom niets te verwijten.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] grondt zijn vordering op onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Riwald voor haar ondergeschikte.
5.2.
De kantonrechter komt aan de vraag of de kraanmachinist onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld niet toe als Riwald zich met succes kan beroepen op het exoneratiebeding dat is vermeld op het bord dat volgens Riwald is geplaatst naast haar toegangspoort.
5.3.
[eiser] stelt dat Riwald zich niet op dit exoneratiebeding kan beroepen. [eiser] heeft het beding naar eigen zeggen namelijk nooit aanvaard en Riwald heeft hem ook nooit gevraagd om daarmee in te stemmen. Het bord is [eiser] ook nooit opgevallen. [eiser] weet ook niet waar dit bord precies staat; in ieder geval niet bij de ingang van het terrein van Riwald, aldus [eiser] .
5.4.
De kantonrechter acht de stelling van [eiser] dat hij het bord nooit heeft gezien ongeloofwaardig. Op de foto’s die Riwald bij dupliek heeft ingebracht, is namelijk duidelijk een grote, uitschuifbare toegangspoort tot een terrein te zien, met daarnaast een groot bord met de onder 4.1 schuin geciteerde tekst. De situatie ter plaatse is goed te zien op de volgende foto van Riwald:
5.5.
Deze foto geeft een duidelijk beeld van de feitelijke situatie bij het oprijden van het terrein van Riwald. De foto’s die [eiser] met zijn productie 11 heeft overgelegd, lijken de ingang te zijn van een ander bedrijventerrein; zo wappert op foto 3 duidelijk de blauwe vlag van het bedrijf ‘Elyass’. Dit strookt ook met de uitdrukkelijke stelling van Riwald dat de foto’s van [eiser] zien op het bedrijventerrein van de voorliggende buurman van Riwald.
5.6.
De kantonrechter stelt daarom vast dat Riwald bij de ingang van haar terrein een duidelijk terreinbord heeft opgehangen. Dit bord kan [eiser] , die onbetwist al tientallen keren op het terrein van Riwald is geweest, naar het oordeel van de kantonrechter niet al die keren zijn ontgaan. Gelet hierop, gaat de kantonrechter ervan uit dat de tekst op het bord voldoende kenbaar en duidelijk was voor [eiser] .
5.7.
Het feit dat de tekst voor [eiser] voldoende kenbaar en duidelijk was, betekent echter niet zonder meer dat Riwald zich ook met succes op het exoneratiebeding kan beroepen. De kantonrechter zal hierna ingaan op de vraag of het exoneratiebeding door Riwald kan worden ingeroepen.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] uit de op het terreinbord opgenomen tekst niet heeft behoren te begrijpen dat Riwald daarmee (ook) de aansprakelijkheid wilde uitsluiten voor schade die voortvloeit uit het niet met de vereiste zorgvuldigheid uitvoeren van hijswerkzaamheden door haar medewerkers. Net als dat het geval was in de zaak die speelde bij het Hof Den Haag [1] , heeft [eiser] uit de algemene bewoordingen van de tekst mogen afleiden dat het hier (slechts) ging om een uitsluiting voor het zogenaamde “terreinrisico”; de risico’s die men loopt op grond van de enkele aanwezigheid op het terrein van Riwald vanwege de daar plaatsvindende activiteiten. Het uitsluiten van aansprakelijkheid door een tekst op een terreinbord is bovendien niet onbeperkt en geldt in ieder geval niet wanneer er sprake is van duidelijk gevaarzettende situaties op het terrein, waardoor bezoekers en hun zaken worden blootgesteld aan risico’s die zij in redelijkheid niet hoeven te verwachten.
5.9.
Aan het voorgaande doet niet af dat de tekst op het terreinbord ook de aansprakelijkheid beoogt uit te sluiten voor “toegebrachte schade
op welke wijze ook ontstaan
.Immers, zoals hiervoor al is gezegd, hoefde [eiser] niet te begrijpen dat daaronder mede diende te worden verstaan schade die is ontstaan door het al dan niet met de vereiste zorgvuldigheid uitvoeren van het hijsen van de olietank door de kraanmachinist van Riwald. De conclusie is dan ook dat Riwald het exoneratiebeding in de gegeven omstandigheden niet kan inroepen.
5.10.
Daarmee komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van het gestelde onrechtmatig handelen door Riwald. Zij stelt daartoe allereerst vast dat de toedracht van het ongeval niet tussen partijen in geschil is. Immers, op het door beide partijen overgelegde aanrijdingsformulier staat onder het kopje “situatieschets van de aanrijding” opgenomen dat de kraanmachinist de tank ophees en deze weer “liet vallen”. Tussen partijen is het causaal verband tussen het (laten) vallen van de tank en de schade aan de auto en aanhanger van [eiser] ook niet in geschil.
5.11.
Voor aansprakelijkheid van Riwald is echter slechts plaats als de schade (mede) het gevolg is van een normschending van Riwald of van iemand voor wie zij aansprakelijk is, in dit geval de kraanmachinist in kwestie. De kantonrechter moet daarom de vraag beantwoorden of de kraanmachinist niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het hijsen van de olietank, zoals [eiser] stelt en Riwald betwist.
5.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft (de kraanmachinist van) Riwald in de gegeven omstandigheden onzorgvuldig - en daarmee onrechtmatig - gehandeld. Daarvoor is het volgende van belang.
5.13.
Riwald heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat de kraanmachinist onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om te zorgen dat de olietank niet uit de klem zou schieten. Zo heeft Riwald niet betwist dat de kraanmachinist voor het hijsen niet voldoende heeft gecontroleerd dat de olietank deugdelijk vastzat. Het enkele feit dat de kraanmachinist, zoals Riwald aanvoert, al meer dan 40 jaar ervaring heeft in de recylingbranche, maakt niet dat er op voorhand van kan worden uitgegaan dat hij bij iedere afzonderlijke hijsklus voldoende heeft gewaarborgd dat de te hijsen lading deugdelijk vastzit.
5.14.
De algemene betwisting door Riwald dat een tank “wel vaker uit de klem schiet” en de blote stelling dat dit een feit van algemene bekendheid is voor bezoekers als [eiser] , staat niet aan het aannemen van aansprakelijkheid in de weg. De mogelijkheid dat een olietank of ander (zwaarwegend) materiaal zomaar los kan schieten, levert namelijk juist een duidelijk gevaarzettende situatie als bedoeld onder 5.8 op. Aan losrakend materiaal zijn immers mogelijk vergaande gevolgen verbonden voor personen of zaken die zich in de directe nabijheid van dat materiaal bevinden. Gesteld, noch gebleken is dat Riwald haar bezoekers voldoende heeft gewaarschuwd voor dit concrete risico, terwijl de bezwaarlijkheid van te nemen voorzorgsmaatregelen voor Riwald gering was. Zij had [eiser] immers gemakkelijk kunnen waarschuwen zijn auto en aanhanger te verplaatsen naar een veilige(re) plek. [2]
5.15.
De kantonrechter komt gezien het voorgaande tot de conclusie dat er sprake is van toerekenbaar onrechtmatig handelen door Riwald, omdat zij aansprakelijk is voor het handelen van haar werknemer, de kraanmachinist. Omdat zowel de hoogte van de schade die daardoor is ontstaan als de bijkomende kosten niet zijn betwist, zal de vordering van [eiser] volledig worden toegewezen.
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van Riwald, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Riwald tot betaling aan [eiser] van € 3.272,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.838,22 vanaf 28 september 2021 aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Riwald tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 103,33
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 560,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.ECLI:NL:GHDHA:2015:2440, noot ktr: de tekst op het terreinbord was in deze zaak overigens veel uitgebreider dan in de onderhavige kwestie.