ECLI:NL:RBNHO:2022:12525

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
10267172 \ WM VERZ 23-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens geslotenverklaring en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. A. Khadri van Verkeersboete.nl, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 21 februari 2023 heeft de gemachtigde verzocht om wijziging van de feitcode en heeft hij aangevoerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van het beroepschrift was overschreden, wat zou moeten leiden tot een schadevergoeding of matiging van de boete.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de procedure langer dan twee jaar heeft geduurd, wat een schending van artikel 6, eerste lid, van het EVRM met zich meebrengt. De kantonrechter heeft de feitcode gewijzigd naar R550A en het boetebedrag vastgesteld op € 100,00, met handhaving van de administratiekosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de vaststelling van de inbreuk op het EVRM, en heeft geen immateriële schadevergoeding toegekend. Wel heeft de kantonrechter de proceskosten van de betrokkene toegewezen, vastgesteld op € 1.284,75, en de officier van justitie veroordeeld tot betaling van deze kosten.

De uitspraak is openbaar gedaan door de kantonrechter A.P. Ploeger, bijgestaan door de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 110,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10267172 \ WM VERZ 23-19
CJIB-nummer : 238648521
Uitspraakdatum : 1 maart 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. A. Khadri, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 februari 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
Ter zitting heeft de gemachtigde verzocht de feitcode te wijzigen. Daarnaast stelt de gemachtigde dat de redelijke termijn van de behandeling van het beroepschrift is verstreken en er daarom een schadevergoeding aan betrokkene dient te worden toegekend of de boete dient te worden gematigd tot nihil. Het is nodig een financiële prikkel aan de overheid te geven om zaken binnen een redelijke termijn af te doen, aldus gemachtigde.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt niet te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om de feitcode en de hoogte van de boete te wijzigen. Daarnaast stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie met verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden met kenmerk ECLI:NL:GHARL:2021:10672 dat er geen schadevergoeding verschuldigd is aan betrokkene.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van officier van justitie verzocht om de feitcode te wijzigen in R550A- handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen (bord C1) wegen algemeen. Gelet hierop zal de feitcode worden gewijzigd in R550A en het boetebedrag in € 100,00 (met handhaving van de administratiekosten). Gelet op de wijziging van de feitcode wordt het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard.
Gemachtigde van betrokkene stelt verder dat ingevolge artikel 6 EVRM de redelijke termijn voor behandeling van het beroepschrift is verstreken en verzoekt de kantonrechter daarom een schadevergoeding toe te kennen en de boete te matigen met in ieder geval 25%.
De kantonrechter overweegt dat van schending van de redelijke termijn sprake is wanneer de procedure in eerste aanleg – inclusief het administratief beroep – langer dan twee jaar heeft geduurd. In de onderhavige zaak is aan de betrokkene bij beschikking van 4 januari 2021 een boete opgelegd. Op 18 januari 2022 heeft de officier van justitie in het administratief beroep op de beschikking besloten. Op 10 februari 2022 is beroep bij de kantonrechter ingesteld. De kantonrechter doet heden uitspraak. In totaal bedraagt de procedure een periode langer dan twee jaar. Dat betekent dat in eerste aanleg de redelijke termijn van berechting is overschreden. Dat brengt mee dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het bedrag van de administratieve sanctie in deze zaak bedraagt minder dan € 1000,-. De kantonrechter volstaat, gelet op hetgeen in het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 november 2021 [1] is overwogen, daarom met het oordeel dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd met de vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Voor een immateriële schadevergoeding is in deze zaak, gelet op het in genoemd arrest vermelde beoordelingskader, evenmin plaats.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De kantonrechter zal dit verzoek toewijzen.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.284,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 447,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 597,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 837,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 837,00).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 100,00 (met handhaving van de administratiekosten);
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.284,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 november 2021, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2017:1777.