ECLI:NL:RBNHO:2022:12059

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
9629516 \ WM VERZ 22-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van proceskostenvergoeding en dwangsom in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op 16 mei 2022 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie inzake een administratieve sanctie (boete) opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep gegrond had verklaard en een proceskostenvergoeding had toegewezen. De betrokkene was het niet eens met de hoogte van de toegewezen proceskostenvergoeding en heeft daarom beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2022 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie de beslissing en het standpunt met betrekking tot de proceskostenvergoeding gehandhaafd. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan en geoordeeld dat de officier van justitie ten onrechte een heel punt had toegekend voor de hoorzitting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat voor een telefonisch horen slechts een half punt moet worden toegekend, in lijn met een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Daarnaast heeft de betrokkene aangevoerd dat de officier van justitie niet binnen de gestelde termijn had beslist, waardoor een dwangsom van € 1.442,00 was verbeurd. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft dit standpunt bevestigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dwangsom verschuldigd is en heeft deze toegewezen, evenals de wettelijke rente. Het verzoek om vergoeding van proceskosten is afgewezen, omdat het beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van de kantonrechter houdt in dat het beroep ongegrond wordt verklaard, de hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,00, en de wettelijke rente op € 28,84. Het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9629516 \ WM VERZ 22-16
CJIB-nummer : 235377237
Uitspraakdatum : 16 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. D. Eijpe, Bezwaartegenverkeersboetes.nl te Dordrecht.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegewezen. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt met betrekking tot de toegekende proceskostenvergoeding te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep op dat punt ongegrond te verklaren. Met betrekking tot de dwangsom stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat deze inderdaad verschuldigd is. Tevens stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie dat er geen proceskostenvergoeding verschuldigd is omdat dat bij het toekennen van een dwangsom niet aan de orde is.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de boete vernietigd en een proceskostenvergoeding van € 400,50 toegekend. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich alleen tot de toekenning van deze proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
De gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 400,50 toegekend en heeft ten onrechte een half punt toegekend voor de hoorzitting. De officier van justitie stelt dat er een geringe inspanning door gemachtigde zou zijn geleverd tijdens de hoorzitting. Gemachtigde stelt dat deze stelling verder niet is gemotiveerd door de officier van justitie. Gemachtigde betwist dat er een geringe inspanning zou zijn geleverd en verzoekt de kantonrechter alsnog de juiste proceskostenvergoeding toe te kennen.
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Betrokkene beroept zich tevens op de omstandigheid dat de officier van justitie niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft beslist op het beroep van de betrokkene, zodat volgens de gemachtigde gedurende 56 dagen een dwangsom is verbeurd met een totaal bedrag ad
€ 1.442,00 plus wettelijke rente.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de gemachtigde gelijk heeft en de maximale dwangdom verschuldigd is. De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt daarom dat op grond van artikel 4:17 Awb een dwangsom verschuldigd is. De kantonrechter wijst een dwangsom toe van € 1.442,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 4:97 Awb.
De gemachtigde heeft een kostenveroordeling gevraagd wegens een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Ook met betrekking tot de toegewezen dwangsom wijst de kantonrechter dit verzoek af, met verwijzing naar de uitspraak van 18 mei 2021 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2021:4778.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,00 en bepaalt dat de officier van justitie dit bedrag aan de gemachtigde van betrokkene dient te voldoen;
‒ stelt de hoogte van de verschuldigde wettelijke rente vast op € 28,84 en bepaalt dat de officier van justitie dit bedrag aan de gemachtigde van betrokkene dient te voldoen;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: