In deze civiele procedure, aangespannen door NS Reizigers B.V. tegen een gedaagde partij, heeft de kantonrechter op 30 november 2022 een vonnis gewezen. De zaak betreft een geschil over de betaling van buitengerechtelijke incassokosten, waarbij de gedaagde partij in eerste instantie niet heeft gereageerd op de stellingen van de eisende partij. In een tussenvonnis van 7 september 2022 werd de eisende partij in de gelegenheid gesteld om haar vordering nader toe te lichten, wat zij deed op 5 oktober 2022. De kantonrechter oordeelde in het tussenvonnis dat de gedaagde partij de 14-dagenbrief op 16 december 2021 had ontvangen en dat de betaling op 7 januari 2022 buiten de termijn viel, waardoor de gedaagde partij de incassokosten verschuldigd was.
Echter, de kantonrechter kwam tot de conclusie dat niet alle gedingstukken in overweging waren genomen bij het nemen van de eindbeslissing. De gedaagde partij had namelijk wel degelijk gereageerd op de conclusie van repliek en betwist dat zij de 14-dagenbrief op de genoemde datum had ontvangen. Dit leidde de kantonrechter tot de vaststelling dat de eerdere eindbeslissing berustte op een onjuiste feitelijke grondslag. Gezien de eisen van de goede procesorde, zoals vastgesteld door de Hoge Raad, is de kantonrechter bevoegd om terug te komen op een eerdere eindbeslissing die op ondeugdelijke gronden is genomen.
De kantonrechter heeft daarom besloten om de zaak aan te houden en partijen de gelegenheid te geven om zich uit te laten over het voornemen om terug te komen op de eerdere eindbeslissing. De verdere procedure zal worden voortgezet na het indienen van de akten door beide partijen.