ECLI:NL:RBNHO:2022:10250

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
10052252 AO VERZ 22 86
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot betaling transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden

In deze zaak heeft de werknemer, aangeduid als [eiser], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met als doel betaling van een transitievergoeding en, subsidiair, een schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding. De werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd en dat hij recht heeft op de genoemde vergoedingen. De verwerende partij, Fifpro Holding B.V., heeft hiertegen verweer gevoerd en betoogd dat de werknemer geen recht heeft op enige vergoeding, omdat partijen in een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zou eindigen zonder toekenning van een transitievergoeding of enige andere vergoeding.

De kantonrechter heeft op 1 november 2022 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de verzoeken van de werknemer worden afgewezen. De rechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst duidelijk en ondubbelzinnig is en dat de werknemer, door deze overeenkomst te ondertekenen, heeft ingestemd met de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst is beëindigd. De kantonrechter concludeert dat er geen nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan en dat Fifpro niet gehouden is tot betaling van een transitievergoeding of schadevergoeding. De proceskosten worden toegewezen aan de verwerende partij, Fifpro.

De uitspraak benadrukt het belang van de vaststellingsovereenkomst en de rechtsgeldigheid daarvan, evenals de rol van redelijkheid en billijkheid in de beoordeling van de gemaakte afspraken. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de werknemer juridisch onderlegd is en zich bewust was van de gevolgen van het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10052252 \ AO VERZ 22-86
Uitspraakdatum: 1 november 2022
Beschikking in de zaak van:
[eiser],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr.
tegen
Fifpro Holding B.V.,
gevestigd te Hoofddorp
verwerende partij
verder te noemen: Fifpro
gemachtigde: mr. B.O. Eschweiler
de zaak in het kort
De werknemer verzoekt in deze procedure (primair) betaling van een transitievergoeding en ((meer) subsidiair)) betaling van een schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding. Deze verzoeken worden afgewezen, omdat partijen in een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zou eindigen zonder toekenning van een transitievergoeding of enige andere (schade)vergoeding en zij elkaar over en weer finale kwijting verlenen. Het standpunt van werknemer dat werkgever op grond van goed werkgeverschap danwel de redelijkheid en billijkheid tot betaling van een transitievergoeding is gehouden, wordt verworpen. De werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan om onder meer betaling van een transitievergoeding. Fifpro heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 4 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [eiser] en Fifpro hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
De ‘Fédération Internationale des Associations de Footballeurs Professionels’ is een internationale vakbond die zich wereldwijd bezighoudt met professionele voetballers. Het hoofdkantoor is gevestigd te Hoofddorp. Fifpro is de in Nederland gevestigde moedermaatschappij onder wie in totaal 65 over de hele wereld actief zijnde spelersvakbonden vallen.
2.2.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 februari 2002 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Fifpro. Laatstelijk vervulde hij de functie van Director Legal Department. [eiser] verdiende daarmee een bruto maandsalaris van € 8.552,91 exclusief 8% werkgeversinleg in de levensloopregeling en overige emolumenten.
2.3.
Op 6 maart 2018 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat:
‘De arbeidsovereenkomst zal op initiatief van de Werkgever met wederzijds goedvinden worden beëindigd per 31 december 2021 of zoveel later als de Werknemer per deze datum nog aan verlofrechten heeft openstaan (de “Einddatum”). Bij de bepaling van de Einddatum is rekening gehouden met de wens van de Werknemer om nog een langere periode bij de Werkgever in dienst te zijn, zodat hij zich vanuit een bestaande dienstbetrekking kan heroriëntatie op de arbeidsmarkt en met de wens van Werkgever om wel duidelijke afspraken te maken over een concrete einddatum.
(…)
3. Nu Partijen deze vaststellingsovereenkomst sluiten, heeft de Werknemer geen aanspraak op een transitievergoeding (ex art. 7:673 BW) en/of enige andere (schade)vergoeding uit welke hoofde en hoegenaamd dan ook.
(…)
13. Behoudens voor zover het de uitvoering van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen betreft, hebben partijen niets meer van elkaar (en wat de Werkgever betreft inclusief enige met haar verbonden vennootschappen/ondernemingen) te vorderen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, de (wijze van) beëindiging daarvan of anderszins en verlenen Partijen elkaar over en weer algehele en finale kwijting.
14. Deze overeenkomst geldt als vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW.(…)’
2.4.
Op 15 april 2019 heeft [eiser] zich ziekgemeld.
2.5.
Op 12 april 2021 was de loondoorbetalingsplicht tijdens ziekte van 104 weken verstreken en is door het UWV een WIA-uitkering aan [eiser] toegekend op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid.
2.6.
Bij brief van 5 mei 2022 heeft Fifpro [eiser] bericht dat 28 mei 2022 de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden zal eindigen. Tot het einde van het dienstverband heeft Fifpro het salaris aan [eiser] voldaan.
2.7.
Bij vonnis van 16 juni 2021 (8968369 \ CV EXPL 21-235) heeft de kantonrechter (samengevat) geoordeeld dat [eiser] ondanks latere ziekmelding gebonden is aan een afspraak in de vaststellingsovereenkomst waarin staat dat hij voor 20 uur per week levensloopverlof opneemt.
2.8.
[eiser] bereikt op 13 december 2022 zijn AOW-leeftijd.

3.Het verzoek

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Fifpro te veroordelen tot:
(i) betaling van een transitievergoeding van € 80.517,75 bruto;
(ii) betaling van een schadevergoeding van € 78.867,80 bruto;
(iii) betaling van een transitievergoeding van € 57.864,56 bruto;
Daarbij verzoekt [eiser] om betaling van de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de dag van verschuldigdheid tot algehele voldoening. Ten slotte verzoekt [eiser] om betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 500,- en de proceskosten.
3.2.
Aan dit primaire verzoek legt [eiser] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig einde van zijn arbeidsovereenkomst. [eiser] was tot 1 januari 2019 voor onbepaalde tijd in dienst. Deze arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd nadien voortgezet. Fifpro diende de arbeidsovereenkomst op te zeggen, maar dit heeft zij niet gedaan. [eiser] betwist dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. Fifpro heeft ten onrechte eenzijdig de arbeidsovereenkomst geëindigd per 28 mei 2022. De transitievergoeding is daarom verschuldigd op grond van art 7:673 lid 1 sub a onder 1 BW. Voor het geval dat wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst wel van rechtswege is geëindigd, is Fifpro eveneens de transitievergoeding verschuldigd op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 3 BW. In dat geval is de arbeidsovereenkomst namelijk niet aansluitend voortgezet en voor het eindigen ervan geen opvolgende arbeids-overeenkomst aangegaan die tussentijds kan worden opgezegd. De inhoud van de vaststellingsovereenkomst doet niet af aan vorenstaande, omdat partijen niet konden voorzien dat [eiser] langdurig arbeidsongeschikt zou raken. Bovendien kan Fifpro een beroep doen op de compensatieregeling transitievergoeding met betrekking tot de aan [eiser] te betalen transitievergoeding.
3.3.
Ten aanzien van het subsidiaire verzoek stelt [eiser] dat deze is gebaseerd op het ontstaan van een deeltijd slapend dienstverband per 12 april 2021 van minimaal 10 uur per week. Fifpro heeft in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap gehandeld door niet in te stemmen met zijn voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden en aan hem een (pro rata) transitievergoeding te betalen. Als gevolg daarvan maakt [eiser] aanspraak op een schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding. Ten slotte heeft [eiser] nog betoogd dat de vaststellingsovereenkomst buiten beschouwing dient te blijven, omdat de daarin gemaakte afspraken in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn danwel in strijd zijn met de beginselen van goed werkgeverschap.

4.Het verweer

4.1.
Fifpro verweert zich tegen het verzoek en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring danwel afwijzing van het verzoek met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
De vaststellingsovereenkomst ligt aan toewijzing van de vorderingen van [eiser] in de weg. Partijen zijn ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst overeengekomen dat aan [eiser] geen transitievergoeding, beëindigingsvergoeding of andere vergoeding verschuldigd zou zijn. Dit staat ook duidelijk opgenomen in punt 3 en 13 van de vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nadien overeengekomen, zoals door [eiser] wordt betoogd. Ook heeft Fifpro gemotiveerd betwist dat sprake is van een slapend dienstverband en dat zij op grond van goed werkgeverschap danwel de redelijkheid en billijkheid is gehouden tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Fifpro een transitievergoeding en/of schadevergoeding verschuldigd is aan [eiser] .
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
De uitleg van de vaststellingsovereenkomst
5.3.
Vooropgesteld wordt dat een vaststellingsovereenkomst overeenkomstig artikel 7:900 lid 1 BW naar zijn aard is bedoeld om een einde te maken aan één of meer geschillen tussen partijen en is bedoeld om eenduidig de rechtsverhouding tussen partijen te regelen. De diverse passages – waar Fifpro zich op beroept – zijn opgenomen in een vaststellingsovereenkomst.
5.4.
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Beslissend is de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (zie Hoge Raad, 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4185 (Haviltex) en Hoge Raad, 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2014:BY8101 (Lundiform/Mexx)). Dat geldt ook voor een vaststellingsovereenkomst als hier aan de orde.
5.5.
Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken en speelt mede een rol wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, zij het dat in praktisch opzicht wel vaak van groot belang is wat de taalkundige betekenis is van de bewoordingen van de bepaling in een schriftelijke overeenkomst (zie Hoge Raad, 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427 (DSM Chemie)). Verder komt bij de uitleg betekenis toe aan de aard van de overeenkomst, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming ervan, de vraag of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden en de overige bepalingen ervan (zie Hoge Raad, 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4909 (L’Orage/Uni-Invest) en Hoge Raad, 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (Meyer Europe/Pontmeyer)). Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
De strekking van het finale kwijtingsbeding in de vaststellingsovereenkomst
5.6.
De aanhef van de vaststellingsovereenkomst vermeldt dat de overeenkomst is bedoeld om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij partijen uitgebreid van gedachte hebben gewisseld over de voorwaarden waaronder dit zal gebeuren. In aanvulling hierop bepaalt artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst dat partijen na de uitvoering van de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst over en weer algehele kwijting verlenen en niets meer van elkaar te vorderen hebben noch uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, noch uit hoofde van de beëindiging daarvan of anderszins.
Fifpro is geen transitievergoeding en/of schadevergoeding verschuldigd aan [eiser]
5.7.
Partijen zijn in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 31 december 2021 zou worden beëindigd zonder toekenning van een transitievergoeding of enige andere (schade)vergoeding. De kantonrechter is van oordeel dat uit de opgenomen passages (zoals weergegeven onder ro 2.3) en meer specifiek artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst, voldoende duidelijk en ondubbelzinnig blijkt dat partijen hebben beoogd een algehele en finale regeling te treffen van alle mogelijke tussen partijen bestaande en toekomstige geschillen. Met deze formulering is door partijen beoogd om iedere hernieuwde discussie over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst uit te sluiten en [eiser] moet dit ook zo begrepen hebben. Door [eiser] is ook niet aangevoerd dat hij de passages die staan vermeld onder nummer 3 en nummer 13 niet in de vaststellingsovereenkomst heeft gewild. Evenmin heeft [eiser] een beroep gedaan op een wilsgebrek bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst. [eiser] heeft ook geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat partijen iets anders voor ogen stond en dat zij de mogelijkheid tot het nadien vorderen van een (aanvullende) transitievergoeding of schadevergoeding open hebben willen laten.
5.8.
De kantonrechter concludeert dat [eiser] een weloverwogen keuze heeft gemaakt om de vaststellingsovereenkomst te tekenen. Gelet op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst heeft [eiser] voldoende tijd gehad – mede gelet op de wettelijke bedenktermijn – voor reflectie en het inwinnen van juridisch advies. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat [eiser] juridisch is onderlegd en deskundig is op het gebied van het arbeids- en sociaal zekerheidsrecht en hij zich de gevolgen van het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst heeft moeten realiseren.
5.9.
Ook is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een zodanige wanverhouding tussen de inhoud van de vaststellingsovereenkomst en de vermeende vordering die [eiser] in zijn ogen heeft prijsgegeven. Te meer omdat, zoals de kantonrechter in het vonnis van 16 juni 2021 ook heeft overwogen, de aanleiding van de vaststellingsovereenkomst is geweest dat [eiser] naast zijn werkzaamheden bij Fifpro (substantieel) werkzaam was als zelfstandig advocaat. Voor Fifpro was dit niet acceptabel en in het kader daarvan zijn partijen gesprekken omtrent een vertrekregeling gestart.
5.10.
Op grond van voornoemde passages en de omstandigheid dat niet is gebleken dat [eiser] enig voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van enige vordering van hem jegens Fifpro, mocht Fifpro er ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij niets meer verschuldigd is jegens [eiser] .
5.11.
Dat [eiser] na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst ziek is geworden en nadien de Compensatieregeling transitievergoeding langdurige arbeidsongeschiktheid tot stand is gekomen, maken vorenstaande niet anders. Zoals [eiser] zelf ook in zijn pleitnota heeft geschreven, konden partijen niet voorzien dat [eiser] op 15 april 2019 langdurig arbeidsongeschikt zou raken. Dit laat echter onverlet dat partijen geruime tijd daarvoor – op 6 maart 2018 – een vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen. Dit is weliswaar een vervelende omstandigheid voor [eiser] , maar maakt nog niet dat Fifpro de transitievergoeding of een schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding verschuldigd is aan [eiser] .
5.12.
De stellingen van [eiser] inhoudende dat sprake zou zijn van een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd behoeven, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, daarom ook geen verdere bespreking.
Fifpro handelt ook niet in strijd met goed werkgeverschap of de redelijkheid en billijkheid
5.13.
Voor zover [eiser] nog heeft betoogd dat Fifpro in strijd heeft gehandeld met haar rechtsplicht als goed werkgever, omdat zij weigert mee te werken aan een verzoek om de arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer te beëindigen en hiertoe zou zijn gehouden, faalt deze stelling eveneens. Er is geen nieuwe arbeidsovereenkomst tussen partijen na 1 januari 2019 tot stand gekomen. Ook de stelling van [eiser] dat hij al bijna 3,5 jaar ziek is, maakt niet dat Fifpro handelt in strijd met goed werkgeverschap of dat het vasthouden aan de tussen partijen gemaakte afspraken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bovendien kan niet zomaar worden gezegd dat, in de hypothetische situatie waarin Fifpro - ondanks de gemaakte afspraken - bereid was geweest om mee te werken aan de betaling van een transitievergoeding, zij dit bedrag vergoed zou krijgen van het UWV op basis van de Compensatieregeling transitievergoeding.
de verzoeken van [eiser] worden afgewezen
5.14.
De conclusie is dat op grond van de vaststellingsovereenkomst en de uitleg van het finale kwijtingsbeding [eiser] niets meer te vorderen heeft en had uit hoofde van de arbeidsovereenkomst of welke andere hoofde dan ook. De kantonrechter zal de verzoeken van [eiser] daarom afwijzen, evenals de nevenverzoeken van [eiser] .
de proceskosten zijn voor [eiser]
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzoeken af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Fifpro tot en met vandaag vaststelt op € 747,00, te weten aan salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter en op 1 november 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter