ECLI:NL:RBNHO:2022:10250
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot betaling transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden
In deze zaak heeft de werknemer, aangeduid als [eiser], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, met als doel betaling van een transitievergoeding en, subsidiair, een schadevergoeding gelijk aan de transitievergoeding. De werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd en dat hij recht heeft op de genoemde vergoedingen. De verwerende partij, Fifpro Holding B.V., heeft hiertegen verweer gevoerd en betoogd dat de werknemer geen recht heeft op enige vergoeding, omdat partijen in een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden zou eindigen zonder toekenning van een transitievergoeding of enige andere vergoeding.
De kantonrechter heeft op 1 november 2022 uitspraak gedaan en geoordeeld dat de verzoeken van de werknemer worden afgewezen. De rechter oordeelt dat de vaststellingsovereenkomst duidelijk en ondubbelzinnig is en dat de werknemer, door deze overeenkomst te ondertekenen, heeft ingestemd met de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst is beëindigd. De kantonrechter concludeert dat er geen nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan en dat Fifpro niet gehouden is tot betaling van een transitievergoeding of schadevergoeding. De proceskosten worden toegewezen aan de verwerende partij, Fifpro.
De uitspraak benadrukt het belang van de vaststellingsovereenkomst en de rechtsgeldigheid daarvan, evenals de rol van redelijkheid en billijkheid in de beoordeling van de gemaakte afspraken. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de werknemer juridisch onderlegd is en zich bewust was van de gevolgen van het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst.