In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het niet gebruiken van de rijbaan door stil te staan op het trottoir. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 februari 2021 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl de betrokkene ervoor koos om niet te verschijnen.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de feiten en de ingediende stukken, waaronder foto’s van de situatie. De rechter oordeelde dat de plek waar de auto stond geparkeerd, een voor het openbaar verkeer openstaande weg is in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat de verkeersregels hier van toepassing zijn. De betrokkene voerde aan dat het een privéterrein betreft en dat hij toestemming had van de eigenaar om daar te parkeren. De kantonrechter verwierp dit verweer, omdat er geen duidelijke indicatie was dat het terrein privé was en de verkeersregels van toepassing zijn op de openbare ruimte.
De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.