ECLI:NL:HR:2001:AA9494
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest van het Gerechtshof inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met betrekking tot het besturen van een motorrijtuig op een privéterrein
Op 16 januari 2001 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage. De zaak betreft een verdachte die op 2 juni 1996 in Barendrecht een motorrijtuig bestuurde, terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De Hoge Raad oordeelde dat de tenlastelegging van de verdachte, die zich op een privéterrein bevond, niet kon worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beslissing zou moeten vernietigen en de zaak zou moeten verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de toegang tot het terrein waar de verdachte reed, feitelijk was afgesloten met een slagboom en dat de rechthebbende zich het recht voorbehouden had om toegang te verlenen of te ontzeggen. Dit leidde tot de conclusie dat het terrein niet als een openbare weg kon worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de beoordeling of een terrein als een voor het openbaar verkeer openstaande weg kan worden aangemerkt. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de eerdere veroordeling voor andere feiten in stand bleef. Deze uitspraak heeft implicaties voor de interpretatie van de Wegenverkeerswet en de toepassing ervan op situaties waarin het gaat om het besturen van voertuigen op niet-openbare terreinen.