Uitspraak
[woonplaats]voor wie als gemachtigde optreedt
[gemachtigde]wonende te
[woonplaats].
8 april 1997.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen de beslissing van de Kantonrechter te 's-Gravenhage, die op 10 juli 1996 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene wegens het parkeren langs een gele onderbroken streep op 15 september 1995. De betrokkene stelde dat de gedraging had plaatsgevonden op particulier terrein, dat uitsluitend bestemd was voor de bewoners van de nabijgelegen woningen, en dat dit was aangegeven met borden bij de ingang. De Kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar had het eerste verweer van de betrokkene, dat de gedraging op particulier terrein had plaatsgevonden, onbesproken gelaten. De Hoge Raad oordeelt dat voor de beoordeling of het terrein als een voor openbaar verkeer openstaande weg moet worden aangemerkt, niet alleen de feitelijke toegang tot het terrein van belang is, maar ook andere omstandigheden, zoals of het gebruik door algemeen verkeer wordt geduld door de rechthebbenden. De Hoge Raad concludeert dat de Kantonrechter niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de gedraging op een voor openbaar verkeer openstaande weg zou zijn verricht. Hierdoor is de bestreden beslissing niet begrijpelijk en voldoet deze niet aan de eisen van de wet. De Hoge Raad vernietigt de beslissing van de Kantonrechter en wijst de zaak terug voor verdere behandeling.