ECLI:NL:RBNHO:2021:9393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
21/3288
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens ontbreken van gronden

Op 15 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.K. Tsui, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Eiser had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 2 augustus 2021, maar de rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat eiser in het beroepschrift geen gronden heeft vermeld, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser had de mogelijkheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gronden pas na de gestelde termijn ingediend, wat niet acceptabel is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief van 11 augustus 2021 op 12 augustus 2021 is bezorgd en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij deze niet heeft ontvangen. De rechtbank concludeert dat eiser geen goede reden heeft gegeven voor de termijnoverschrijding en dat het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.K. Tsui),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb [1] maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 11 augustus 2021 verzocht om dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
4. Bij brief van 15 september 2021 heeft eiser alsnog de gronden van het beroep ingediend. Dat is niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn. Eiser geeft als reden voor dit verzuim dat hij tijdens telefonisch contact met de griffie van de rechtbank op de hoogte is geraakt van de brief van 11 augustus 2021. Eiser ontkent de ontvangst van deze brief. Voorts voert eiser aan dat het duidelijk is waarom eiser het niet eens is met het besluit. Het is niet dat verweerder niet kan weten wat de gronden van het beroep kunnen zijn, nu hier een bezwaarprocedure aan vooraf is gegaan. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 15 januari 2018 [2] .
5.1
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van vaste rechtspraak ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat de aangetekende zending niet op de gebruikelijke wijze door PostNL is verwerkt [3] . Daarin is eiser niet geslaagd. De enkele ontkenning dat een poststuk niet is ontvangen is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat uit
onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL is gebleken dat de aangetekende brief van 11 augustus 2021 op 12 augustus 2021 is bezorgd op het kantooradres van gemachtigde en dat is getekend voor ontvangst (Track & Trace-code: 3SAXML6735200).
5.2
Voorts overweegt de rechtbank dat in de uitspraak waarnaar eiser verwijst het volgende is opgenomen:
“Volgens vaste rechtspraak worden in het algemeen geen hoge eisen gesteld aan de motivering van een bezwaar- of beroepschrift (zie de uitspraak van 31 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2056). Dit brengt mee dat in de regel ook bij een in het beroepschrift gegeven summiere motivering van het beroep kan worden aangenomen dat is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dit neemt niet weg dat het beroepschrift, hoe summier verwoord ook, een concrete beroepsgrond dient te bevatten. Een belanghebbende kan er niet mee volstaan mee te delen dat hij het niet eens met een bepaald besluit. Hij dient tevens duidelijk te maken op welk punt of welke punten en waarom hij het niet met dat besluit eens is.”
Hoewel het juist is dat een summiere motivering volstaat, kan eiser dat in dit geval niet baten. In het beroepschrift staat namelijk in het geheel geen motivering. Dat verweerder zou moeten weten wat de gronden van het beroep zouden kunnen zijn, nu hier een bezwaarprocedure aan vooraf is gegaan kan hem ook niet baten. Het bezwaarschrift was niet bijgevoegd, zodat de rechtbank niet op de hoogte was van de bezwaargronden. Ook volgt uit het beroepschrift niet dat eiser de bezwaargronden handhaafde.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen reden heeft gegeven om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ook overigens is niet gebleken dat eiser een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van zijn beroepsgronden.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2018:682)
3.zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2010:BO8897