In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 9 september 2021, zijn de beroepen van vijf B.V.'s tegen de toekenning van NOW-subsidies niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de eisers, die subsidies hebben aangevraagd op basis van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-3), geen procesbelang hebben. De eisers hebben voorschotten ontvangen die overeenkomen met hun aanvragen en hebben niet betoogd dat deze bedragen ontoereikend zijn. De rechtbank stelt vast dat het enkel verlangen naar een richtinggevende uitspraak over de uitgangspunten voor de subsidie, niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De rechtbank benadrukt dat een principiële uitspraak over de wijze van subsidieverstrekking de besluiten over de voorschotverlening niet kan veranderen.
De rechtbank wijst erop dat de wetgever bewust heeft gekozen voor de maand juni 2020 als referentiemoment voor de loonsom en dat afwijkingen van deze regeling niet mogelijk zijn. De eisers, die in een concern zijn verbonden en werkzaam zijn in de luchtvaartsector, hebben in hun bezwaren aangevoerd dat de NOW-3 regeling niet representatief is voor hun situatie, gezien de toename van het aantal werknemers na een aanbesteding. De rechtbank concludeert echter dat de bestreden besluiten correct zijn en dat de eisers niet kunnen aantonen dat de aan hen toegekende voorschotten onjuist zijn.
De rechtbank besluit dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn wegens het ontbreken van procesbelang en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.