In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, handelend onder de naam [eiser 2], en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eiser had verzocht om de overdracht van 50 staande netten op zijn visvergunning aan [naam 1]. Dit verzoek werd door de Minister afgewezen op basis van artikel 75, tweede lid, aanhef en onder b van de Uitvoeringsregeling visserij, dat bepaalt dat alleen aangeslotenen bij een producentenorganisatie vergunningen kunnen overdragen. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, waarbij hij aanvoerde dat de weigering om de vergunning gedeeltelijk over te dragen in strijd was met zijn eigendomsrecht en het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 juli 2021, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de Minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de bepaling in de Uitvoeringsregeling die het onderscheid tussen aangeslotenen en niet-aangeslotenen regelt, in de huidige situatie geen rechtvaardig doel meer dient. Dit komt doordat sinds 2014 dezelfde regels gelden voor alle vissers, ongeacht hun aansluiting bij een producentenorganisatie.
De rechtbank heeft geoordeeld dat artikel 75, tweede lid, aanhef en onder b van de Uitvoeringsregeling buiten toepassing dient te worden gelaten, omdat het onredelijk is dat eiser als niet-aangeslotene zijn vergunning niet gedeeltelijk kan overdragen, terwijl dit geen doel dient. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiser.