In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2021 uitspraak gedaan in drie samenhangende zaken met betrekking tot de terugvordering van te veel ontvangen bijstandsuitkering door eiseres. Eiseres ontving sinds 24 januari 2014 een bijstandsuitkering en had in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2019 diverse stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening ontvangen. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door deze bedragen niet te melden, wat leidde tot de herziening van haar bijstandsuitkering en de terugvordering van € 11.904,83. Eiseres had niet per storting of bijschrijving kunnen aantonen dat het om giften ging, en verweerder had terecht besloten dat deze bedragen als inkomsten moesten worden aangemerkt. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat zij en haar moeder elkaar financieel hielpen zonder de samenleving te benadelen, en benadrukte dat de inlichtingenplicht objectief is en niet afhankelijk van de kwetsbaarheid van de persoon. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres tegen de besluiten van verweerder ongegrond, en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering of boeteoplegging af te zien.