ECLI:NL:RBNHO:2021:6971

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
19 augustus 2021
Zaaknummer
C/15/318875 / HA RK 21/151
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kinderrechter in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft verzoeker, de vader van twee minderjarige kinderen, een verzoek tot wraking ingediend tegen de kinderrechter, mr. J.H. Dubois, die op 22 juli 2021 uitspraak heeft gedaan in een procedure waarin de moeder vervangende toestemming vroeg om met de kinderen naar Frankrijk te reizen. Verzoeker was aanwezig bij de mondelinge behandeling en heeft later op dezelfde dag een klacht ingediend, die door de rechtbank als een wrakingsverzoek is aangemerkt. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is, omdat het is ingediend na de uitspraak van de kinderrechter. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een verzoek tot wraking alleen worden ingediend zolang de rechter de zaak nog behandelt. Aangezien de kinderrechter op 22 juli 2021 al een einduitspraak had gedaan, was het wrakingsverzoek niet meer mogelijk. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek buiten behandeling te stellen en zal de ingediende klacht door het gerechtsbestuur laten beoordelen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaak-/rekestnr.: C/15/318875 / HA RK 21-151
Beslissing van 18 augustus 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Haarlem,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. J.H. DUBOIS,
hierna te noemen: de kinderrechter.

1.Procesverloop

1.1
[naam wederpartij] (hierna: de wederpartij in de hoofdzaak) heeft de rechtbank verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om van 22 juli 2021 tot en met 8 augustus 2021 naar Frankrijk te reizen met de minderjarige kinderen van partijen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] . Deze hoofdzaak, met als zaaknummer C/15/317735 / FA RK 21-3101, was aanhangig bij deze rechtbank, team Familie en Jeugd, te Haarlem. In dat kader heeft op 22 juli 2021 om 13.45 uur een mondelinge behandeling plaatsgevonden voor de kinderrechter. Verzoeker, zijnde de vader van de minderjarigen, was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.P. Hoyng. Voorts waren aanwezig de moeder van de minderjarigen, bijgestaan door mr. L. de Baar (waarnemend voor mr. P.C. Burger), mevrouw [naam] als vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en mevrouw [naam] namens de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering.
De kinderrechter heeft op 22 juli 2021 schriftelijk uitspraak gedaan.
1.2
Verzoeker heeft op 22 juli 2021 schriftelijk, via de daarvoor opengestelde voorziening op de website van de rechtbank, een klacht ingediend bij het gerechtsbestuur. De rechtbank heeft – gelet op de inhoud daarvan – deze klacht (mede) aangemerkt als verzoek om de rechter in de hoofdzaak te wraken.
1.3
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.Beoordeling

2.1
Verzoeker heeft zich in zijn verzoek op het standpunt gesteld dat de kinderrechter corrupt en partijdig is geweest. Verzoeker is voorts van mening dat de kinderrechter zijn kinderen in een onveilige situatie brengt.
2.2
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit die bepaling volgt dat een verzoek tot wraking kan worden ingediend in elke stand van de procedure zolang de rechter de zaak nog behandelt, maar niet meer als er een einde is gekomen aan de behandeling doordat de rechter begonnen is met het doen van de einduitspraak (vergelijk de arresten van de Hoge Raad van 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926 en 2 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN2366). Toewijzing van een verzoek tot wraking heeft tot gevolg dat de rechter de zaak niet langer behandelt en beslist. Als de behandeling door de rechter al is beëindigd door een einduitspraak, kan een daarna ingediend wrakingsverzoek daar niet meer aan afdoen. Wraking is geen rechtsmiddel tegen een gegeven eindbeslissing. Alleen door hoger beroep bij het gerechtshof, voor zover daarin in de wet is voorzien, kan tegen een door de rechter reeds gegeven eindbeschikking worden opgekomen.
2.3
Verzoeker heeft aan bovenstaand vereiste niet voldaan. Immers, de zaak met betrekking tot het verzoek van de wederpartij om haar vervangende toestemming te verlenen voor een buitenlandse reis met de minderjarige kinderen diende op 22 juli 2021 om 13.45 uur. Op dezelfde datum tijdens kantooruren is schriftelijk uitspraak gedaan, waarmee de behandeling van de zaak door de kinderrechter toen is voltooid. Het verzoek om wraking is vervolgens gedaan op 22 juli 2021 om 21.47 uur, dus na de uitspraak.
2.4
De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid daarom buiten behandeling stellen. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek kan de wrakingskamer niet toekomen.
2.5
Op de ingediende klacht zal bij afzonderlijke beslissing door het gerechtsbestuur worden beslist.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kinderrechter, de wederpartij en beide advocaten in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. M. Mateman en mr. L.M. Kos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.