ECLI:NL:RBNHO:2021:6516

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
8955365
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan woonwagen en huurprijsvermindering door coronamaatregelen

In deze zaak heeft eiseres, een life-coach die diensten verleent vanuit haar antieke woonwagen, een vordering ingesteld tegen de Beverwijkse Bazaar B.V. wegens schade aan haar woonwagen en een verzoek om huurprijsvermindering vanwege coronamaatregelen. De eiseres heeft een standplaats gehuurd op de Beverwijkse Bazaar en stelt dat haar woonwagen vijf keer is aangereden door vuilniswagens van de Bazaar, wat heeft geleid tot schade. De Bazaar betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de vuilniswagens van een extern bedrijf waren. Daarnaast vordert eiseres een huurprijsvermindering van 75% vanwege de coronamaatregelen, omdat haar omzet aanzienlijk is gedaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Bazaar niet aansprakelijk is voor de schade aan de woonwagen, omdat niet is bewezen dat de vuilniswagens van de Bazaar waren. Ook is de vordering tot huurprijsvermindering afgewezen, omdat eiseres de huurovereenkomst op elk moment had kunnen opzeggen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen en de tegenvordering van de Bazaar grotendeels toegewezen, waarbij is vastgesteld dat de huurovereenkomst per 29 november 2020 is geëindigd en eiseres de standplaats moet ontruimen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8955365 \ CV EXPL 21-21
Uitspraakdatum: 28 juli 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. L.F. Jansen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beverwijkse Bazaar B.V.
gevestigd te Beverwijk
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: de Bazaar
gemachtigde: mr. A. de Groot

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 23 december 2020 een vordering tegen de Bazaar ingesteld. De Bazaar heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd en daarbij haar eis vermeerderd.
1.3.
Op 17 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Zowel [eiseres] als de Bazaar hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] verleent diensten als life-coach vanuit haar antieke woonwagen. Voor deze woonwagen huurt zij van de Bazaar een standplaats op de Beverwijkse Bazaar.
2.2.
Voor het huren van de standplaats hebben partijen een ‘inschrijfformulier periodekaart’ getekend op 10 januari 2017. Dit formulier ziet er als volgt uit:
2.3.
In de algemene voorwaarden, waarnaar in het formulier wordt verwezen, staat – voor zover hier relevant – het volgende:

1.Begripsomschrijvingen9. De periodekaart: de overeenkomst die recht geeft op huur van een nader omschreven ruimte voor een periode van vier weken.2. Het gehuurde/staat/gebrek/beschikbaarheid2.5 Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van de huurder of de persoon of goederen van derden in geval van vermindering van het huurgenot als gevolg van gebreken (…).2.7 Verhuurder is evenmin aansprakelijk voor bedrijfsschade van huurder, of voor schade als gevolg van de activiteiten van andere huurders of van belemmeringen in het gebruik van het gehuurde die derden veroorzaken (…).22. Opschorting/verrekening22.1 Ieder beroep van huurder op opschorting of verrekening met een vordering welke huurder op verhuurder meent te hebben of te zullen verkrijgen, is uitgesloten.

2.4.
Er is een vijftal aanrijdingen door vuilniswagens geweest tegen de woonwagen van [eiseres] op het terrein van de Bazaar.
2.5.
Er zijn twee offertes uitgebracht voor de schade aan de woonwagen; één van € 850,00 en één van € 2.070,00 waarbij een bedrag van € 650,00 ziet op vervoerskosten.
2.6.
Op 30 april 2020 heeft de Bazaar aan [eiseres] een bedrag van € 850,00 betaald en op 11 juni 2020 een bedrag van € 1.420,00.
2.7.
[eiseres] heeft een bedrag van € 1.015,25 verrekend met enkele huurtermijnen.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat de Bazaar aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade van € 850,00 en € 2.070,00 vermeerderd met een bedrag van € 54,75 aan wettelijke handelsrente en een bedrag van € 310,50 aan buitengerechtelijke kosten;
II. de Bazaar voorwaardelijk veroordeelt, indien en voorzover verrekening van de schade van [eiseres] als onder I gevorderd niet toelaatbaar wordt geoordeeld, om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.015,25;
III. de huurprijs vermindert met 75% vanaf maart 2020 tot en met de dag dat de door de overheid opgelegde coronamaatregelen worden ingetrokken, althans subsidiair de huurprijs vermindert met 50%;
IV. de Bazaar beveelt om aan [eiseres] een standplaats toe te wijzen aan de andere kant van de naast haar staande frietwagen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de Bazaar daarmee in gebreke blijft.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Schade aan de woonwagenDe woonwagen van [eiseres] is vijf keer aangereden door vuilniswagens van de Bazaar.
Zij schiet hiermee tekort in haar verplichtingen als verhuurder en is op grond van artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade. Doordat de Bazaar het verschuldigde bedrag deels heeft betaald, heeft zij haar aansprakelijkheid erkend. Het verweer van de Bazaar dat het niet haar vuilniswagens waren maar die van vuilophaalbedrijf Kras gaat niet op, omdat op het moment dat de schades werden toegebracht, de vuilophaal in eigen beheer plaatsvond. Daarbij komt dat op grond van artikel 6:162 BW in verbinding met artikel 6:171 BW de opdrachtgever (hier de Bazaar) ook aansprakelijk is als het gaat om schade die veroorzaakt is tijdens werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever. Ook het beroep van de Bazaar op haar algemene voorwaarden waarin aansprakelijkheid voor schade en verrekening is uitgesloten, kan haar niet baten. De vernietiging van het verrekenverbod is per e-mail door [eiseres] ingeroepen. Voor wat betreft de uitsluiting van de aansprakelijkheid doet [eiseres] ook een beroep op vernietiging. De algemene voorwaarden zijn niet ter hand gesteld en er is geen andere mogelijkheid van kennisname geboden. De bedingen zijn onredelijk bezwarend en in strijd met de redelijkheid en billijkheid. [eiseres] komt reflexwerking toe omdat zij geen bedrijf maakt van het sluiten van huurovereenkomsten.
CoronakortingDoor de beperkingen in verband met de coronacrisis heeft [eiseres] te maken gekregen met een sterk teruggelopen klandizie. De beperkingen dienen aangemerkt te worden als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW en leveren een gebrek op in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW nu het gehuurde niet kan worden gebruikt overeenkomstig haar bestemming. Gelet hierop mag de Bazaar geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst verwachten en volgt uit de redelijkheid en billijkheid dat de gevorderde korting toewijsbaar is. Door de door [eiseres] overgelegde cijfers en samenstellingsverklaring van haar boekhouder is aangetoond dat haar omzet in 2020 63,76% lager is dan in 2019 zodat de gevorderde korting gerechtvaardigd is. Ook heeft de Bazaar andere huurders hogere kortingen verleend in verband met de coronacrisis.
StandplaatsVoor wat betreft de standplaats is aan [eiseres] beloofd dat zij een grotere plek zou krijgen. Echter, de nieuwe standplaats is kleiner dan de vorige en grenst de plek aan een inrit (welke dicht gemaakt zou worden) waardoor [eiseres] woonwagen blootgesteld werd aan aanrijdingen. Inmiddels is er ook zonder overleg een hek tegen de woonwagen geplaatst waardoor de zijvakken van de woonwagen niet meer open kunnen. Tot slot komt er uit de frietkraam die naast de woonwagen staat een frietwalm waardoor [eiseres] de gehele dag in de walm staat. Omdat de Bazaar allerlei toezeggingen heeft gedaan maar deze niet is nagekomen en de huidige plek van [eiseres] geen behoorlijke plek is, heeft [eiseres] recht op een andere standplaats.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
De Bazaar betwist de vordering en voert – samengevat – het volgende aan.
Schade aan de woonwagenDe vuilniswagens zijn niet van de Bazaar maar van vuilophaalbedrijf Kras, die vanaf 3 januari 2019 door de Bazaar ingeschakeld is voor de vuilverwerking. Dat is dan ook de partij die [eiseres] moet aanspreken voor de schade aan haar wagen. Dat de Bazaar een deel van de schade uit coulance heeft betaald, betekent niet dat zij aansprakelijk is voor deze schade. Daarbij komt nog dat de aansprakelijkheid voor deze schade is uitgesloten in artikelen 2.5 en 2.7 van de algemene voorwaarden. Nu [eiseres] handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf komt haar geen reflexwerking toe.
CoronakortingVoor wat betreft de coronakorting geldt dat tussen partijen een huurovereenkomst is gesloten à € 388,14 per vier weken die beëindigd kan worden. [eiseres] kan zichzelf dus bevrijden van de verplichting tot het betalen van de huur waarvan zij stelt die niet te kunnen betalen. Daarnaast heeft de Bazaar al individuele huurkortingen verstrekt, ook aan [eiseres]. De te delen ‘coronapijn’ en de noodzaak van tegemoetkoming in de vorm van huurkorting moet worden aangetoond. Dit heeft [eiseres] onvoldoende gedaan. Daarbij komt nog dat de door [eiseres] gevorderde kortingen van 90%, 75% en 50% onvoldoende financieel onderbouwd zijn.
StandplaatsVoor de vordering van [eiseres] dat de Bazaar haar een andere standplaats toe dient te wijzen, bestaat geen enkele feitelijke en juridische grondslag. De huurovereenkomst geeft geen recht op een bepaalde plaats en de Bazaar heeft [eiseres] geen toezeggingen of beloften gedaan.
TegenvorderingDe Bazaar vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter:
I. voor recht verklaart dat de huurovereenkomst is geëindigd en de standplaats is vervallen per 27 november 2020;
II. [eiseres] veroordeelt om binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis het gehuurde geheel ontruimd ter vrije beschikking van de Bazaar te stellen op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [eiseres] daarmee in gebreke blijft met machtiging aan de Bazaar om na 10 dagen na betekening ontruiming met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen;
III. [eiseres] veroordeelt om aan de Bazaar te voldoen een bedrag van € 1.382,09 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2021, te vermeerderen met schadevergoeding gelijk aan de huurprijs van € 388,14 per vier weken voor de periode vanaf de datum van beëindiging tot de datum van ontruiming van het gehuurde.
4.2.
De Bazaar legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiseres] op basis van een periodekaart telkens voor een periode van vier weken de standplaats heeft gehuurd. Bij e-mail d.d. 28 oktober 2020 heeft de Bazaar aan [eiseres] aangeboden de huurovereenkomst per 1 november 2020 te beëindigen. Per e-mail d.d. 10 november 2020 heeft de Bazaar aangezegd dat de standplaats is vervallen en dat het gehuurde uiterlijk 13 november ontruimd diende te worden. Nu de huurovereenkomst is geëindigd, dient [eiseres] op grond van artikel 49 van de algemene voorwaarden het gehuurde ontruimd aan de Bazaar ter beschikking te stellen. Sinds 14 oktober 2020 betaalt [eiseres] de volledige huur niet meer zodat de Bazaar ook de achterstallige huur vordert.
4.3.
[eiseres] betwist de tegenvordering en stelt dat er sprake is van een huurovereenkomst van onbepaalde tijd. Het feit dat [eiseres] al veertien jaar op de Beverwijkse Bazaar staat met haar moeder, duidt hierop. Het ondertekende “inschrijfformulier periodekaart” betreft geen periodekaart zoals bedoeld in de algemene voorwaarden, omdat de benaming anders is. Dat in de algemene voorwaarden staat dat het gaat om een periode van vier weken is onvoldoende om te spreken van een huurovereenkomst van bepaalde tijd. Als in een overeenkomst of in de algemene voorwaarden iets onduidelijk is, dient dit voor rekening en risico te komen van degene die het opstelt. Daarbij komt nog dat [eiseres] nimmer kennis heeft genomen van de algemene voorwaarden nu deze haar niet ter hand zijn gesteld. Over dit kernbeding is dus geen wilsovereenstemming bereikt. Tot slot doet [eiseres] een beroep op de onredelijke bezwarendheid van de algemene voorwaarden.
Mocht er wel geoordeeld worden dat er sprake is van een huurovereenkomst van onbepaalde tijd, dan moet de opzegging worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid. Omdat [eiseres] al jarenlang een goede huurder is en altijd netjes de huur heeft betaald is er geen enkele reden om nu de opzegging te effectueren. Daarnaast is er niet opgezegd door de Bazaar maar wordt er enkel een beroep gedaan op een vervaltermijn.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat het gehuurde een ongebouwde grondplaats in de open lucht betreft en daarom geen bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW is. Tussen partijen is in geschil of het gaat om een huurovereenkomst van bepaalde of onbepaalde tijd. Er dient te worden gekeken naar de tekst van de overeenkomst, daarnaast komt het aan op de vraag hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst moet worden uitgelegd. Beide partijen staan een andere lezing voor. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat die uitleg dient te geschieden met inachtneming van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Deze brengt met zich dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract, maar dat het aankomt op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij rekening dient te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die de bewoordingen waarin deze bepalingen zijn gesteld, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, wel van groot belang.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat tussen partijen sprake is van een huurovereenkomst van bepaalde tijd en acht hiervoor het volgende redengevend.
5.4.
Op het door [eiseres] overgelegde “inschrijfformulier periodekaart” staat: ‘per betaalperiode van één periode’. De huurprijs is dus toegespitst op een bepaalde periode en [eiseres] heeft ook elke keer betaald voor deze periode van vier weken. Verder staat op het formulier dat bij het niet tijdig voldoen van de factuur voor aanvang van de nieuwe periode de standplaats vervalt. Ook dit indiceert dat het gaat om een plek voor een bepaalde periode. Er wordt niet gesproken over opzegging, hetgeen ook een aanwijzing is voor een overeenkomst van bepaalde tijd die na afloop van een bepaalde periode van rechtswege afloopt. [eiseres] heeft aangevoerd dat in het formulier wordt aangegeven dat de periodekaart ook geldig is op feestdagen, hetgeen er volgens haar op wijst dat het gaat om een huurovereenkomst van onbepaalde tijd. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. In het geval dat er elke vier weken een nieuwe overeenkomst wordt gesloten, kan het voorkomen dat in een bepaalde periode een feestdag valt.
5.5.
In de algemene voorwaarden bij ‘begripsomschrijvingen’ wordt het begrip “periodekaart” omschreven als de overeenkomst die recht geeft op huur van een nader omschreven ruimte voor een periode van vier weken. Dat het hier niet gaat om een periodekaart, maar om een inschrijfformulier, zoals [eiseres] heeft betoogd, maakt dit niet anders. Het woord inschrijven kan immers zien op het inschrijven voor de (nieuwe) periode(kaart).
5.6.
[eiseres] heeft aangevoerd dat de Bazaar geen beroep kan doen op de algemene voorwaarden nu zij hiervan geen kennis heeft kunnen nemen. De Bazaar kan zich daarom niet beroepen op het kernbeding waarin kennelijk is opgenomen dat het gaat om een periode van vier weken. De kantonrechter volgt [eiseres] niet in dit verweer. In de huurovereenkomst staat namelijk dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en ter inzage liggen op het Marktkantoor. Ook staat er dat de algemene voorwaarden op verzoek kosteloos worden toegezonden. Door het ondertekenen van de huurovereenkomst heeft [eiseres] de geldigheid van de algemene voorwaarden van de Bazaar aanvaard waardoor de toepasselijkheid ervan vast staat. Voor zover [eiseres] een beroep doet op vernietiging van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW, omdat haar geen redelijke mogelijkheid is geboden om van de voorwaarden kennis te nemen, oordeelt de kantonrechter als volgt. De wijze waarop deze redelijke mogelijkheid door de gebruiker kan worden geboden is uitgewerkt in artikel 6:234 BW. Op grond hiervan is de gebruiker in beginsel gehouden de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand te stellen. De Bazaar heeft de terhandstelling van de algemene voorwaarden onderbouwd door te verwijzen naar de huurovereenkomst, waarin [eiseres] heeft verklaard dat zij kennis van de algemene voorwaarden heeft genomen en deze hierbij heeft aanvaard. In het navolgende wordt er daarom van uitgegaan dat de algemene voorwaarden tussen partijen van toepassing zijn.
5.7.
[eiseres] heeft verder nog betoogd dat bepaalde bedingen uit de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn en beroept zich op reflexwerking van de artikelen 6:236 BW en 6:237 BW. Anders dan [eiseres] stelt, neemt zij niet een met een consument vergelijkbare positie in. [eiseres] is de huurovereenkomst aangegaan ten behoeve van haar bedrijf. De door [eiseres] aangevoerde omstandigheid dat zij een kleine eenmanszaak is die geen bedrijf maakt van het sluiten van huurovereenkomsten, maakt dit niet anders, zodat reflexwerking van het bepaalde in de artikel 6:236 BW en 6:237 BW niet aan de orde is. Dit betekent dat de bedingen uit de algemene voorwaarden gelden.
5.8.
Gelet op deze uitgangspunten overweegt de kantonrechter als volgt.
Schade aan de woonwagen
5.9.
[eiseres] stelt dat de Bazaar aansprakelijk is voor de schade aan de woonwagen op grond van artikel 6:74 BW omdat de schade is veroorzaakt door vuilniswagens van de Bazaar. De Bazaar heeft deze stelling van [eiseres] gemotiveerd betwist en aangevoerd dat vuilniswagens van het vuilophaalbedrijf Kras de woonwagen van [eiseres] hebben aangereden. Dat is dan ook de partij die moet worden aangesproken. Nu [eiseres] zich op de rechtsgevolgen beroept, moet zij bewijzen dat de Bazaar aansprakelijk is. Hiervoor heeft zij niets in het geding gebracht. De enkele stelling dat de vuilniswagens van de Bazaar zijn, is, na de gemotiveerde betwisting hiervan door de Bazaar, onvoldoende. De stelling dat de Bazaar aansprakelijkheid heeft erkend door een deel van de schade te betalen, is door de Bazaar betwist waarbij zij heeft gesteld slechts uit coulance te hebben betaald. Dit blijkt temeer uit de e-mail d.d. 13 november 2020 van de Bazaar waarin wordt aangegeven dat de stelling van mr. Jansen over de schade uitdrukkelijk wordt betwist. Nu niet is vast komen te staan dat de vuilniswagens van de Bazaar zijn, is de Bazaar niet aansprakelijk voor de schade op grond van artikel 6:74 BW.
5.10.
[eiseres] stelt verder dat de Bazaar aansprakelijk is voor deze schade op grond van artikel 6:162 in verbinding met artikel 6:171 BW. De reikwijdte van deze risicoaansprakelijkheid wordt beperkt uitgelegd. Uit rechtspraak van de Hoge Raad valt af te leiden
‘dat aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet ondergeschikte opdrachtnemer alleen bestaat indien het gaat om werkzaamheden die een opdrachtgever ter uitoefening van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. Aansprakelijkheid kan niet worden aangenomen indien de benadeelde de dader en het bedrijf van diens opdrachtgever niet als een zekere eenheid kan beschouwen. De schade behoort dan niet tot de risicosfeer van de opdrachtgever.’ [1] Deze rechtspraak is later genuanceerd in, maar de grondtoon blijft een beperkte uitleg, die is gehandhaafd. [2] Het artikel is bedoeld voor situaties waarin een buitenstaander die schade lijdt niet eenvoudig kan bepalen of deze schade is te wijten aan een (ondergeschikte van een) bedrijf of aan een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht.
5.11.
Tegen de achtergrond van de geldende maatstaf is de kantonrechter van oordeel dat aansprakelijkheid van de Bazaar op grond van artikel 6:162 in verbinding met artikel 6:171 BW niet aan de orde is omdat de vuilophaalwerkzaamheden niet zijn uitgevoerd ter uitoefening van het bedrijf van de Bazaar. De Bazaar houdt zich immers bezig met de verhuur van roerende goederen en andere zakelijke dienstverlening. Vuilafvoer behoort niet tot de kernactiviteiten van de Bazaar. [eiseres] heeft verder geen feitelijke aanknopingspunten aangedragen om de Bazaar en Kras als een zekere eenheid te beschouwen. Daarbij komt dat de Bazaar, onbetwist, heeft gesteld dat aan de vuilniswagens duidelijk te zien is dat deze van Kras zijn. Het is dus eenvoudig vast te stellen dat Kras de aansprakelijke partij is.
5.12.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat de Bazaar aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade en wordt de verklaring voor recht zoals gevorderd onder I afgewezen. Hetzelfde geldt voor de voorwaardelijke vordering onder II tot betaling van een bedrag van € 1.015,25.
5.13.
Nu de vorderingen van [eiseres] reeds om het voorgaande worden afgewezen, behoeft het door de Bazaar gedane beroep op de artikelen 2.5 en 2.7 van de algemene voorwaarden geen nadere bespreking.
Coronakorting
5.14.
[eiseres] heeft huurprijsvermindering gevorderd, onder meer omdat de coronamaatregelen volgens haar een gebrek opleveren in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW. Omdat haar omzet in 2020 63,67% is gedaald ten opzichte van 2019 zijn de gevorderde kortingen van 75% dan wel 50% gerechtvaardigd, aldus [eiseres]. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Er is immers sprake van een tijdelijke huurovereenkomst tussen partijen. [eiseres] had op elk moment de huurovereenkomst kunnen opzeggen en hiermee haar schade kunnen beperken. Dat zij niet wist dat zij steeds kortlopende huurovereenkomsten sloot en dus de overeenkomst had kunnen opzeggen, komt voor haar rekening en risico. Niet is gebleken dat [eiseres] daar navraag naar heeft gedaan. Daarbij komt nog dat de Bazaar al diverse kortingen op de huurprijs heeft gegeven in de maanden dat de markthallen (deels) gesloten waren. De gevorderde huurprijsvermindering wordt derhalve afgewezen.
Standplaats en/of ontruiming
5.15.
De vordering in conventie tot het toewijzen van een nieuwe (andere) standplaats en de vordering in reconventie tot ontruiming van het gehuurde hangen nauw samen zodat deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.16.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij recht heeft op een nieuwe standplaats omdat haar huidige standplaats niet behoorlijk is. Haar woonwagen wordt immers blootgesteld aan aanrijdingen en een frietwalm en zij kan de zijvakken van de wagen niet meer open doen. Daarnaast heeft de marktmeester van de Bazaar een mondelinge toezegging gedaan dat deze huidige plaats groter zou zijn dan haar vorige plek, hetgeen achteraf niet blijkt te kloppen. De kantonrechter volgt de stellingen van [eiseres] niet. De inrit naast de woonwagen is inmiddels voorzien van een hek zodat er geen aanrijdingen meer plaatsvinden. De stellingen dat [eiseres] de zijvakken van haar woonwagen niet meer open kan doen en dat er sprake is van een frietwalm aan haar kant van de standplaats heeft zij niet onderbouwd. Nu [eiseres] zich beroept op het rechtsgevolg had dit wel op haar weg gelegen. [eiseres] heeft bovendien geen bewijsaanbod gedaan. Gelet hierop is niet gebleken dat haar huidige plek geen behoorlijke plek is, zodat de kantonrechter aan deze stelling voorbij gaat. De Bazaar heeft betwist dat de marktmeester mondelinge toezeggingen heeft gedaan aan [eiseres]. [eiseres] heeft deze toezeggingen niet nader onderbouwd en heeft ter zitting aangegeven dit ook niet te kunnen onderbouwen, omdat dit mondeling is gebeurd. [eiseres] heeft geen andere juridische grondslag aangevoerd op grond waarvan zij recht heeft op toewijzing van een andere standplaats. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
5.17.
Voor wat betreft de vordering in reconventie tot ontruiming van de standplaats stelt de kantonrechter voorop dat partijen in de huurovereenkomst zijn overeengekomen dat bij niet tijdige betaling voor aanvang van de nieuwe periode de plaats vervalt aan de verhuurder. Vast staat dat [eiseres] niet tijdig voor aanvang van de nieuwe periode de (volledige) huur heeft betaald. Dit heeft de Bazaar per e-mail d.d. 10 november 2020 aan haar laten weten, waarbij zij heeft aangegeven dat de plaats uiterlijk 13 november 2020 ontruimd diende te worden. Hiermee is de standplaats dan ook komen te vervallen. Nu tussen partijen een tijdelijke huurovereenkomst is gesloten, hoefde de Bazaar niet op te zeggen, zodat dit verweer van [eiseres] niet opgaat. De kantonrechter gaat uit van verval van de standplaats aan de Bazaar per het einde van periode 12, zodat de huurovereenkomst is beëindigd per 29 november 2020. Nu de huurovereenkomst is beëindigd per 29 november 2020 dient [eiseres] de standplaats te ontruimen. Deze vordering wordt toegewezen met dien verstande dat de kantonrechter een ontruimingstermijn van 14 dagen toewijst. De vordering tot machtiging voor een gedwongen ontruiming, is niet toewijsbaar. Indien noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, kan de deurwaarder met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 555 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zonder toestemming van de bewoner / gebruiker het betreffende pand betreden en ontruimen. De gevorderde dwangsom zal op hierna te noemen wijze worden gemaximeerd.
5.18.
Omdat de huurovereenkomst per 29 november 2020 is geëindigd, dient [eiseres] vanaf die datum een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs te betalen totdat het gehuurde is ontruimd.
5.19.
Nu is geoordeeld dat de Bazaar niet aansprakelijk is voor de schade aan de woonwagen en [eiseres] geen recht heeft op coronakorting, diende zij gedurende de periodes dat zij de standplaats huurde de huurprijs (minus eventuele door de Bazaar gegeven kortingen) te betalen. Uit de door de Bazaar overgelegde berekening van de betalingsachterstand blijkt dat [eiseres] tot en met periode 12 een bedrag van € 1.553,89 verschuldigd is, waarop in mindering strekt een bedrag van € 250,02 aan reeds door [eiseres] betaalde huur. Derhalve wijst de kantonrechter een bedrag van € 1.303,87 toe aan huurachterstand tot en met periode 12. Voor de vierwekelijkse termijnen na periode 12 dient [eiseres] een gebruiksvergoeding te betalen zoals reeds is beslist, met dien verstande dat hierop in mindering strekt hetgeen [eiseres] reeds heeft betaald na 29 november 2020.
5.20.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal afwijzen en de vordering van de Bazaar grotendeels zal toewijzen.
5.21.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de Bazaar worden vastgesteld op een bedrag van € 436,00 aan salaris van de gemachtigde van de Bazaar;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.4.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd en de standplaats is vervallen per 29 november 2020;
6.5.
veroordeelt [eiseres] om de standplaats binnen 14 dagen na betekening van het vonnis geheel ontruimd ter vrije beschikking van de Bazaar te stellen op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [eiseres] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 5.000,00;
6.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan de Bazaar van € 1.303,87 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.7.
veroordeelt [eiseres] tot betaling aan de Bazaar van € 388,14 per vier weken vanaf 29 november 2020 tot de dag van ontruiming van het gehuurde waarop hetgeen [eiseres] reeds heeft betaald na 29 november 2020 in mindering strekt;
6.8.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de Bazaar worden vastgesteld op een bedrag van € 213,00 aan salaris van de gemachtigde van de Bazaar;
6.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD7395, Delfland/Stoeterij De Kraal.
2.Hoge Raad 18 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9596, Koeman-Sijm Agro.