Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 juni 2020 met 9 producties van [eiseres];
- de conclusie van antwoord van 24 juni 2020 met 33 producties en de eis in reconventie van [gedaagde] Beheer;
- de akte wijziging van eis van 21 oktober 2020 met aanvullende producties 10 tot en met 26 van [eiseres];
- de door [gedaagde] Beheer op 23 oktober 2020 ingebrachte aanvullende producties 34A tot en met 40;
- de mondelinge behandeling van 2 november 2020 bij de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden;
- het tussenvonnis van 3 december 2020 van de kantonrechter, waarbij de zaak is verwezen naar de rechtbank Noord-Holland, team Handel, Kanton en Insolventie, locatie Haarlem;
- het tussenvonnis van 27 januari 2021, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de door [eiseres] op 12 mei 2021 ingebrachte aanvullende producties 27 tot en met 32;
- de door [eiseres] op 18 mei 2021 ingebrachte aanvullende producties 33 en 34;
- de mondelinge behandeling van 9 april 2021, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd. [eiseres] heeft daarbij ook een akte vermeerdering van eis ingediend.
daarmee verband houdende vorderingen’ ex artikel 7:686a lid 3 BW. De vorderingen (hierna te noemen: verzoeken) worden daarom door de rechtbank afgedaan bij beschikking. De conclusie van antwoord van [gedaagde] Beheer wordt als verweerschrift aangemerkt en de vorderingen in reconventie als tegenverzoeken.
2.Feiten
(…) Cliënte heeft (…) tot en met 24 juni 2019 werkzaamheden voor u verricht.
(…)
3.Het geschil
openstaande Rekening Courant’ en om [eiseres] te verbieden om bedrijfsinformatie en adressen van, onder andere, [gedaagde] Beheer te gebruiken en te verspreiden.
4.De beoordeling
(…) Hierna constateert de voorzitter[rechtbank: dat is [gedaagde]]
hoewel de vergadering niet is bijeengeroepen conform de wettelijke en statutaire voorschriften er toch geen beletselen aanwezig zijn om welk besluit dan ook wettig te nemen, aangezien het gehele aandelenkapitaal is vertegenwoordigd. (…)’ Alhoewel een ontslagbesluit, volgens artikel 23.4. van de statuten van [gedaagde] Beheer, genomen kan worden als niet aan de oproepingsvereisten is voldaan, geldt dat alleen als alle aandeelhouders (en certificaathouders) aanwezig of vertegenwoordigd zijn (zie punt 2.10). [eiseres], medeaandeelhouder van [gedaagde] Beheer, betwist dat zij aanwezig is geweest bij de AVA die volgens [gedaagde] Beheer op 3 februari 2019 in het vliegtuig vanaf de vakantiebestemming in Dubai heeft plaatsgevonden. Voor zover al wordt aangenomen dat de AVA heeft plaatsgevonden, heeft [gedaagde] Beheer – tegenover het gemotiveerde verweer van [eiseres] – onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] bij die AVA aanwezig was. Daarom is sprake van een nietig besluit ex artikel 2:14 lid 1 BW. Het ontslagbesluit is namelijk genomen in strijd met de wet en de statuten van [gedaagde] Beheer. Dit betekent dat het ontslag van [eiseres] als bestuurder niet heeft plaatsgevonden en dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. De door [eiseres] verzochte verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen.
Recapitulatie loonbetaling [eiseres] (…) o.b.v. Bankrekening en Jaaropgave’, (ii) bankafschriften van de rekening van [gedaagde] Beheer waaruit betalingen aan [eiseres] blijken over de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019 en (iii) de jaaropgave van [eiseres] over 2019, zonder concreet te onderbouwen wat de rechtbank daaruit zou moeten afleiden. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat een partij die een beroep wil doen op uit bepaalde producties blijkende feiten en omstandigheden, dit op een zodanige wijze moet doen dat voor de rechtbank duidelijk is welke stellingen haar ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren. De rechtbank heeft slechts te letten op de feiten waarop een partij ter ondersteuning van haar standpunt een beroep heeft gedaan, en de enkele omstandigheid dat uit door een partij overgelegde stukken een bepaald feit blijkt, impliceert niet dat zij zich ter ondersteuning van haar standpunt op dat feit beroept (ECLI:NL:HR:2017:404). De rechtbank gaat hierom voorbij aan de door [gedaagde] Beheer overgelegde stukken en oordeelt dat [gedaagde] Beheer – tegenover het gemotiveerde verweer van [eiseres] – onvoldoende heeft onderbouwd dat in 2018, of 2019, teveel loon is uitbetaald aan [eiseres].
openstaande Rekening Courant’. Volgens [gedaagde] Beheer heeft [eiseres] diverse privé-uitgaven gedaan op rekening van [gedaagde] Beheer die [eiseres] moet terugbetalen. [eiseres] betwist dat zij nog enig bedrag aan [gedaagde] Beheer verschuldigd is.