ECLI:NL:RBNHO:2021:5208

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
9192037
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft Woonzorggroep Samen een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, primair op basis van disfunctioneren en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft op 1 juli 2021 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. De rechter oordeelde dat de door Woonzorggroep Samen aangevoerde gronden onvoldoende onderbouwd waren. Er was geen overtuigend bewijs dat [verweerster] disfunctioneerde of dat er sprake was van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van de werkgever gevergd kon worden. De kantonrechter wees op de noodzaak van duidelijke communicatie en concrete afspraken in het verleden, en concludeerde dat de samenwerking niet uitsluitend aan [verweerster] kon worden toegeschreven. De rechter benadrukte dat de werkgever ook verantwoordelijk is voor het creëren van een goede werksfeer en dat er onvoldoende bewijs was dat de samenwerking met [verweerster] niet mogelijk was. De proceskosten werden toegewezen aan Woonzorggroep Samen, omdat zij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 9192037 \ AO VERZ 21-40
Uitspraakdatum: 1 juli 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Woonzorggroep Samen
gevestigd te Schagen
verzoekende partij
verder te noemen: Woonzorggroep Samen
gemachtigde: mr. W. Hovingh
tegen
[verweerster]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. M.E.J. Elemans

1.Het procesverloop

1.1.
Woonzorggroep Samen heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 3 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Woonzorggroep Samen en [verweerster] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft Woonzorggroep Samen bij brief van 28 mei 2021 nog een stuk toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Woonzorggroep Samen is een thuiszorg- en verpleeginstelling waarbij op verschillende locaties zo’n 1700 medewerkers werkzaam zijn.
2.2.
[verweerster] is sinds 3 januari 2000 in dienst bij Woonzorggroep Samen. De functie van [verweerster] is Medewerker gastvrijheid. [verweerster] is daarnaast op basis van een tweede arbeidsovereenkomst van een jaar, ingaande op 1 juli 2019 en op 1 juli 2020 met een jaar verlengd, werkzaam als Ondersteuner zorg en welzijn.
2.3.
In 2016 en 2017 hebben gesprekken tussen partijen plaatsgevonden. De leidinggevende van [verweerster] heeft in deze gesprekken haar zorg uitgesproken over de wijze van samenwerken door [verweerster] en is besproken dat het begrip van taal soms lastig is voor [verweerster] . In de gespreksverslag van 23 augustus en 6 oktober 2016 staat onder andere dat de ervaring van Woonzorggroep Samen is dat [verweerster] in discussie gaat en zich gaat verdedigen. Partijen spreken een verbetertraject van zes maanden af, waarbij Woonzorggroep Samen van [verweerster] wil zien dat zij minder tot geen discussie aangaat, niet meteen tegen de mening van een ander ingaat en probeert rustig te reageren. In het gespreksverslag van 4 mei 2017 staat dat Woonzorggroep Samen haar zorg uitspreekt dat [verweerster] discussie vermijdt en zaken niet bespreekt. In het verslag van 23 augustus 2017 staat dat verbetering in gang is gezet en de afgelopen periode geen incidenten zijn voorgevallen.
2.4.
In 2018 is besproken dat [verweerster] het lastig vindt om met kritiek om te gaan en zijn de doelen van het jaar daarvoor besproken, namelijk het verbeteren van de communicatie en samenwerking. In 2019 is besproken dat [verweerster] een harde werker is, maar dat de onderlinge communicatie een aandachtspunt blijft.
2.5.
In 2019 hebben 4 teamsessies plaatsgevonden om de onderlinge communicatie en samenwerking van de teamleden te verbeteren. [verweerster] heeft daar ook aan deelgenomen. De interne coach van deze teamsessies heeft verklaard dat het reflectievermogen van [verweerster] lastig was, omdat zij bij haar standpunt bleef en niet openstond naar haar eigen rol te kijken.
2.6.
Partijen hebben in 2020 een aantal gesprekken met elkaar gevoerd en besproken dat de samenwerking met collega’s, vooral met een collega, wrijving geeft. Om de samenwerking te verbeteren is een coachingstraject gestart voor [verweerster] en de andere collega.
2.7.
Op 2 maart 2021 heeft een eindgesprek plaatsgevonden met de coaches. Zij verklaren over [verweerster] dat er een forse blokkade is in het vertrouwen en de bereidheid tot verandering en nauwelijks sprake is van zelfreflectie. De coaches hebben ook geconstateerd dat [verweerster] de Nederlandse taal goed spreekt, maar de taal wel vaak letterlijk neemt, waardoor er verwarring ontstaat.
2.8.
Op 29 maart 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen partijen. Woonzorggroep Samen heeft aan [verweerster] laten weten dat zij geschrokken is van de conclusie van de coaches en dat zij moet constateren dat geen vooruitgang is geboekt in de samenwerking en het vermogen naar zichzelf te kijken. Woonzorggroep Samen wil om die reden het dienstverband met [verweerster] beëindigen en [verweerster] wordt vrijgesteld van werk.
2.9.
Woonzorggroep Samen heeft de beëindiging van het tijdelijk dienstverband aangezegd. Dat dienstverband eindigt op 1 juli 2021 van rechtswege.

3.Het verzoek

3.1.
Woonzorggroep Samen verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden vanwege – kort gezegd – disfunctioneren, subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair op grond van de combinatie van de hiervoor genoemde ontslaggronden. Woonzorggroep Samen heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[verweerster] heeft geen vlekkeloos dienstverband. De samenwerking met collega’s verloopt moeizaam en is een terugkerend onderwerp tijdens functioneringsgesprekken. Vanaf 2016 wordt met [verweerster] gesproken over haar wijze van communiceren. Na een verbetertraject van zes maanden is een korte periode van verbetering opgetreden, maar [verweerster] viel toch weer terug. Daarom hebben in 2020 meerdere gesprekken plaatsgevonden over de samenwerking, waarbij [verweerster] de oorzaak van de problemen op dat gebied neerlegt bij anderen. Aan [verweerster] is coaching aangeboden wat zij met moeite heeft geaccepteerd. Woonzorggroep Samen is geschrokken van de conclusie van de coaches en heeft geconstateerd dat geen verbetering heeft plaatsgevonden onder meer door een gebrek aan zelfinzicht bij [verweerster] . Volgens de functie-eisen van medewerker gastvrijheid moet [verweerster] beschikken over goede sociale vaardigheden en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid. Op grond van de gedragscode van Woonzorggroep Samen moeten medewerkers goed kunnen samenwerken. Aan [verweerster] zijn kansen geboden zich daarin te ontwikkelen, maar zij is daartoe niet in staat gebleken. [verweerster] kan niet omgaan met feedback, blijft in het verleden hangen en kan niet veranderen. Met het coachingstraject heeft Woonzorggroep Samen [verweerster] een laatste kans geboden. Deze kans heeft [verweerster] niet gegrepen. [verweerster] is niet in staat gebleken naar zichzelf te kijken, waardoor conflicten met collega’s blijven voortduren.

4.Het verweer

4.1.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. In 2017 kreeg [verweerster] een nieuwe collega. De werksfeer werd gespannen, omdat deze collega onwaarheden over haar en andere collega’s vertelde. [verweerster] mijdt confrontaties en kon deze collega niet goed van repliek dienen. In 2020 is [verweerster] met deze collega een coachingstraject gestart. Aan [verweerster] is daarbij geen waarschuwing of “een laatste kans” gegeven. [verweerster] betwist dat zij niet naar behoren functioneert – uit de functioneringsverslagen blijkt dat zij goed functioneerde en waarom anders heeft zij naast haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden gekregen – en dat sprake is van een duurzame verstoring van de arbeidsverhouding. Er was alleen een conflict met 1 collega en deze collega is inmiddels weg. [verweerster] betwist dat de oorzaak van de samenwerkingsproblemen alleen bij haar moet worden gezocht en is het niet eens met de conclusie van de coaches. [verweerster] heeft 21 jaar intensief in teamverband gewerkt, zodat het onwaarschijnlijk is dat zij geen zelfinzicht zou hebben. Zij staat open voor feedback, wil vooruitkijken en heeft vertrouwen in de organisatie. Woonzorggroep Samen heeft 16 locaties. Zij heeft niet aangetoond dat een uiterst middel van ontslag na 21 jaar dienstverband onvermijdelijk is.
4.2.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van de cumulatiegrond, verzoekt [verweerster] naast de transitievergoeding een extra vergoeding van 50 % van de transitievergoeding toe te kennen.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.3.
Woonzorggroep Samen voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding (primair) is gelegen in disfunctioneren en (subsidiair en meer subsidiair) een verstoorde arbeidsverhouding en een combinatie van deze gronden. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Woonzorggroep Samen in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op. Daartoe wordt het volgende overwogen.
d-grond: onvoldoende functioneren
5.4.
Voor ontbinding op de zogenaamde d-grond (artikel 7:669 lid 3, onderdeel d, BW) is vereist dat de werkgever de werknemer van de ongeschiktheid tijdig in kennis heeft gesteld en dat de werknemer in voldoende mate in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren. Ook is vereist dat de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
5.5.
Bij de beoordeling of de werknemer voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren, gaat het erom of de werkgever daarvoor aan de werknemer serieus en reëel gelegenheid heeft geboden (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 14 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:933 (Ecofys)). Welke hulp, ondersteuning en begeleiding in een concreet geval van de werkgever mag worden verwacht ter verbetering van het functioneren van de werknemer, en op welke wijze een en ander moet worden vastgelegd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen onder meer een rol spelen de aard, de inhoud en het niveau van de functie, de bij de werknemer aanwezige opleiding en ervaring, de aard en mate van ongeschiktheid van de werknemer, en de duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat de werknemer daarvan op de hoogte is gesteld. Verder kan van belang zijn de duur van het dienstverband, wat er in het verleden al is ondernomen ter verbetering van het functioneren, de mate waarin de werknemer openstaat voor kritiek en zich inzet voor verbetering, en de aard en omvang van het bedrijf van de werkgever.
5.6.
[verweerster] is volgens Woonzorggroep Samen ongeschikt voor het vervullen van haar functie vanwege een gebrek aan zelfinzicht waardoor de samenwerkingsproblemen niet worden opgelost; een verbeter- en coachingstraject hebben geen resultaat gehad. Het is juist dat in 2016 een verbetertraject heeft plaatsgevonden. Deze is in 2017 afgerond; het verslag van 23 augustus 2017 maakt melding van een verbetering, er zijn geen klachten en er zijn geen incidenten meer voorgevallen (productie 2 van [verweerster] ). Vervolgens zijn er jaarlijks functioneringsgesprekken geweest waarbij samenwerken wel als aandachtspunt werd genoemd, maar niet een zodanige rol speelde dat nadere trajecten werden gestart. Daarna hebben in 2019 verschillende groepssessies met het team plaatsgevonden. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de aanleiding van de groepssessies het functioneren van [verweerster] was. In deze periode is ook aan [verweerster] een nadere arbeidsovereenkomst aangeboden en is de huidige leidinggevende van [verweerster] , [xxx] , begonnen. Bij de start van haar functie is tegen [xxx] gezegd dat er samenwerkingsproblemen in
het teamzijn. Uit de stukken en wat tijdens de zitting is verklaard kan dan ook onvoldoende de conclusie worden getrokken dat de oorzaak van de samenwerkingsproblemen (alleen) bij [verweerster] moeten worden gezocht. Woonzorggroep Samen heeft, behalve dat [verweerster] bepaalde collega’s zou negeren, geen concrete voorbeelden gegeven van de gestelde samenwerkingsproblemen. De andere voorbeelden die Woonzorggroep Samen heeft genoemd zien op gedrag tussen twee collega’s die beiden niet naar elkaar luisteren.
5.7.
Weliswaar is in 2020 een individueel coachingstraject ten behoeve van [verweerster] (en de collega met wie zij samenwerkingsproblemen ervaarde) gestart en is de conclusie van de coaches dat het bij [verweerster] ontbreekt aan zelfinzicht, maar dit traject staat niet gelijk aan een verbetertraject, waarbij vooraf duidelijke afspraken worden gemaakt van de verbetering die moet plaatsvinden. Dat voorafgaand aan het coachingstraject heldere doelen zijn afgesproken, dat aan [verweerster] duidelijk kenbaar is gemaakt welk gedrag zij moest laten zien en wat de consequenties zouden zijn van het achterwege blijven van een verbetering is niet gebleken. In de stukken komt wel steeds terug dat samenwerken een aandachtspunt is, maar dit is een breed en algemeen begrip. Daarom is het des te meer van belang dat concrete afspraken worden gemaakt, zodat duidelijk is voor [verweerster] wat precies van haar wordt verwacht. Daarvan is onvoldoende gebleken. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat (ook) in het verbetertraject van 2016 sprake lijkt te zijn van onduidelijkheden wat precies van [verweerster] werd verwacht. Zo wilde Woonzorggroep Samen van [verweerster] zien dat zij niet meer in discussie zou gaan, terwijl later de zorg werd uitgesproken dat [verweerster] discussie mijdt. In dat kader is ook van belang dat Woonzorggroep Samen heeft verklaard dat [verweerster] de Nederlandse taal goed beheerst, maar dat zij tegelijkertijd stelt dat [verweerster] de nuances in de taal niet goed begrijpt wat bij uitstek ten grondslag ligt aan communicatieproblemen.
5.8.
Hoewel Woonzorggroep Samen stelt dat collega’s sinds de vrijstelling van werk van [verweerster] zijn opgebloeid, blijkt dit verder nergens uit en heeft zij dit niet nader met feiten en omstandigheden onderbouwd. Verder is niet onderzocht of met het vertrek van de collega van [verweerster] de spanning uit de lucht is en daarmee de problemen zijn opgelost.
5.9.
Daarbij komt dat uit de overgelegde stukken blijkt dat zij haar taken goed uitvoert. Haar omgang met de bewoners is goed.
5.10.
De conclusie is dan ook dat niet is komen vast te staan dat [verweerster] ongeschikt is voor haar functie vanwege het gedrag van [verweerster] bestaande uit samenwerkingsproblemen. Dit betekent dat van een voldragen d-grond geen sprake kan zijn.
g-grond: verstoorde arbeidsverhouding
5.11.
Woonzorggroep Samen voert subsidiair aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dit is de zogenoemde g-grond (artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW). Dat een verstoring van de arbeidsverhouding (grotendeels) aan de werkgever is te wijten, hoeft niet in de weg te staan aan ontbinding (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218 (Servicenow Nederland)). Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Woonzorggroep Samen gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende grond op om aan te nemen dat sprake was van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat niet van haar kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het volgende wordt hierover overwogen.
5.12.
Ook in het geval van een eenzijdig ervaren verstoring van de arbeidsverhouding kan het zo zijn dat van een werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsverhouding te laten voortduren. Het verzoek van Woonzorggroep Samen om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding hangt echter direct samen met het door haar gestelde disfunctioneren van [verweerster] . Woonzorggroep Samen heeft daar nog wel aan toegevoegd dat terugkeer van [verweerster] tot problemen binnen het team zal leiden, maar dit heeft zij verder niet concreet gemaakt. [verweerster] daarentegen heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat een terugkeer voor haar goed mogelijk is. Voor Woonzorggroep Samen ligt de taak om een terugkeer van [verweerster] in goede banen te leiden, waarbij ook van [verweerster] mag worden verwacht dat zij zich daarvoor inspant en meewerkend opstelt.
5.13.
Dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van Woonzorggroep Samen redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren is gelet op het voorgaande onvoldoende gebleken.
i-grond: cumulatiegrond
5.14.
Woonzorggroep Samen heeft ook verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een combinatie van omstandigheden genoemd in twee of meer gronden, die zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3, onderdeel i, BW). Deze grond is bedoeld voor die gevallen waarin de werkgever een ontbindingsverzoek niet kan baseren op omstandigheden uit één enkelvoudige ontslaggrond, maar dit wel kan motiveren en onderbouwen met omstandigheden uit meerdere ontslaggronden samen (Kamerstukken I, 2018-2019, 35 074, F, pag. 26). Uit de wet en de wetsgeschiedenis blijkt niet dat vereist is dat één of meer van de ontslaggronden bijna voldragen zijn, wel dat de combinatie van omstandigheden meebrengt dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden.
5.15.
Naar het oordeel van de kantonrechter is ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens de cumulatiegrond niet gerechtvaardigd. De kantonrechter heeft hierboven geoordeeld dat geen van de aan het verzoek ten grondslag gelegde afzonderlijke ontslaggronden voldragen is. Van disfunctioneren is niet gebleken en ook is onvoldoende aangevoerd om tot het oordeel te komen dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. De aan deze ontslaggronden ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zijn grotendeels gelijk, zodat ook een combinatie van deze omstandigheden niet maken dat van Woonzorggroep Samen niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten.
5.16.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Woonzorggroep Samen zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van Woonzorggroep Samen, omdat zij ongelijk krijgt. Het salaris van de gemachtigde van [verweerster] zal worden vastgesteld op € 747,00.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt Woonzorggroep Samen tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 ter zake het salaris van de gemachtigde van [verweerster] .
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter