ECLI:NL:RBNHO:2021:4530

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
9068494 \ AO VERZ 21-31
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst door werknemer wegens ernstig verwijtbaar handelen werkgever

In deze zaak heeft een werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd vanwege ernstig verwijtbaar handelen van zijn werkgever, die meer dan een jaar geen salaris heeft betaald. De werknemer, die sinds 3 juni 2013 in dienst was bij P-Tempoline B.V., heeft op 26 januari 2021 ontslag genomen, nadat hij sinds 1 januari 2020 geen loon meer had ontvangen en er geen re-integratie-inspanningen waren verricht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wat de werknemer recht geeft op een transitievergoeding van € 13.252,58. De verzochte billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de wet geen rechtsgrond biedt voor een billijke vergoeding bij opzegging door de werknemer. Echter, het subsidiaire verzoek om een vergoeding op basis van artikel 7:677 lid 2 BW werd toegewezen, waarbij de kantonrechter oordeelde dat de werkgever een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag van de werknemer. De totale vergoeding die aan de werknemer moet worden betaald, inclusief de gefixeerde vergoeding, bedraagt € 30.724,15. De proceskosten komen voor rekening van de werkgever, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9068494 \ AO VERZ 21-31
Uitspraakdatum: 19 mei 2021
Beschikking in de zaak van:
[werknemer],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. R.F. Gorter
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Uitzendbureau P-Tempoline B.V.,
gevestigd te Uden
verwerende partij
verder te noemen: P-Tempoline
niet verschenen
de zaak in het kort
Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst op 26 januari 2021 opgezegd omdat zijn werkgever hem sinds 1 januari 2020 geen salaris meer betaalde en geen re-integratie-inspanningen heeft verricht. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding omdat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. De verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen omdat daarvoor in de wet geen rechtsgrond staat bij opzegging door de werknemer. Het subsidiaire verzoek om een vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW wordt wel toegewezen. Die vergoeding wordt met inachtneming van lid 5 van dat artikel op een hoger bedrag vastgesteld.

1.Het procesverloop

1.1.
[werknemer] heeft een verzoek gedaan om P-Tempoline te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. Daarnaast heeft [werknemer] verzocht om P-Tempoline te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, althans (subsidiair) een vergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW.
1.2.
Op 21 april 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. [werknemer] heeft P-Tempoline bij deurwaardersexploot van 16 april 2021 opgeroepen voor de zitting. Het exploot is in een gesloten envelop op het adres van P-Tempoline achtergelaten. P-Tempoline is zonder bericht niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1978, is op 3 juni 2013 in dienst getreden bij P-Tempoline. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van commercieel medewerker, met een salaris van € 3.559,50 exclusief vakantiebijslag en emolumenten, waaronder een provisieregeling.
2.2.
Op 3 februari 2020 heeft [werknemer] zich ziekgemeld en heeft hij P-Tempoline verzocht om een afspraak met de bedrijfsarts in te plannen.
2.3.
Bij dagvaarding van 12 maart 2020 heeft [werknemer] de kantonrechter in kort geding verzocht om P-Tempoline te veroordelen tot betaling van – onder andere – het salaris vanaf 1 januari 2020. Op 9 april 2020 heeft een zitting plaatsgevonden.
2.4.
Op 9 april 2020 heeft de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan, daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Uit de uitspraak volgt dat P-Tempoline de vordering grotendeels heeft erkend. De kantonrechter in kort geding heeft P-Tempoline veroordeeld tot betaling van het volledige loon over de periode 1 januari 2020 tot en met 2 februari 2020 en tot betaling van het in artikel 7:629 lid 1 BW bedoelde wettelijke percentage van het loon vanaf 3 februari 2020 totdat [werknemer] hersteld zal zijn gemeld, te vermeerderen met de wettelijke rente en 10% wettelijke verhoging. Daarnaast heeft de kantonrechter P-Tempoline veroordeeld tot betaling van provisie.
2.5.
P-Tempoline heeft niet aan het vonnis voldaan en het salaris vanaf 1 januari 2020 niet betaald. Ook heeft P-Tempoline sinds 3 februari 2020, de datum van de ziekmelding, geen re-integratie-inspanningen verricht.
2.6.
Op 25 september 2020 heeft [werknemer] bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) een uitkering wegens betalingsonmacht (van P-Tempoline) aangevraagd. Het UWV heeft de aanvraag bij beslissing van 30 oktober 2020 afgewezen omdat P-Tempoline nog economische activiteiten verricht en nog inkomsten ontvangt.
2.7.
Bij beslissing van 24 november 2020 heeft het UWV de aanvraag van [werknemer] om een ziektewetuitkering toe te kennen, afgewezen.
2.8.
Bij brief van 7 januari 2021 heeft [werknemer] nogmaals een ziektewetuitkering aangevraagd. Hij heeft geschreven dat hij geen andere optie zag dan het nemen van medisch ontslag, omdat hij door het conflict met zijn werkgever niet kon werken aan zijn revalidatie of herstel. Bij besluit van 18 januari 2021 heeft het UWV aan [werknemer] een Ziektewetuitkering toegekend met ingang van 8 januari 2021.
2.9.
Bij brief van 26 januari 2021 heeft [werknemer] met onmiddellijke ingang ontslag genomen bij P-Tempoline. [werknemer] schrijft in die brief onder andere:
‘De dringende reden voor deze ontslagname is dat ik, zoals u weet, een jaar lang geen salaris heb ontvangen. Ondanks het vonnis van de rechter bent u niet tot betaling van mijn salaris overgegaan. […] De door mij ingestelde vorderingen zijn allemaal door de heer [xx] erkend, maar desondanks heeft er geen salarisbetaling plaatsgevonden. […] Dit heeft er toe geleid dat ik nu een jaar zonder inkomsten zit en het mij mentaal en fysiek op dit moment helemaal heeft opgebroken. Om die reden zeg ik per direct mijn dienstverband op.’

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] verzoekt P-Tempoline te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 13.252,58 bruto en tot betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,- bruto. Subsidiair vraagt [werknemer] om een vergoeding op basis van artikel 7:677 lid 2 BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werknemer] ten grondslag – kort gezegd – dat P-Tempoline ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor [werknemer] op grond van artikel 7:673 lid 1 aanhef en onder b sub 1 BW recht heeft op een transitievergoeding. Het ernstig verwijtbaar handelen bestaat uit het feit dat P-Tempoline ruim een jaar lang geen loon heeft uitbetaald en ook geen gevolg heeft gegeven aan het vonnis in kort geding. Daarnaast heeft P-Tempoline [werknemer] niet opgeroepen bij de bedrijfsarts gedurende zijn ziekte en doet P-Tempoline het richting het UWV voorkomen alsof [werknemer] geen werknemer is. [werknemer] is door de handelswijze van P-Tempoline ernstig (financieel) benadeeld. De hoogte van de billijke vergoeding is gebaseerd op het salaris dat [werknemer] anders zou hebben ontvangen, inclusief de wettelijke verhoging.
3.3.
Indien de billijke vergoeding niet kan worden toegewezen, vordert [werknemer] subsidiair een vergoeding in de zin van artikel 7:677 lid 2 BW ter hoogte van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, te weten tot 1 maart 2021. [werknemer] verzoekt dit bedrag op een hoger bedrag, namelijk € 50.000,-, te stellen op grond van artikel 7:677 lid 5 onder b BW. Hieraan legt [werknemer] ten grondslag dat P-Tempoline door opzet en/of schuld aan [werknemer] een reden heeft gegeven om het dienstverband te beëindigen. Indien [werknemer] het dienstverband niet zou hebben beëindigd, zou hij nog steeds zonder inkomen hebben gezeten. Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is P-Tempoline vergoedingsplichtig.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of P-Tempoline moet worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding dan wel een gefixeerde vergoeding in de zin van artikel 7:677 lid 2 BW.
Transitievergoeding
4.2.
Uit artikel 7:673 lid 1 sub b onder 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever door de werknemer is opgezegd.
4.3.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). De kantonrechter overweegt dat de een zeer belangrijke, zo niet de belangrijkste verplichting van een werkgever is om het reguliere maandloon volledig en tijdig te voldoen. [werknemer] heeft zonder reden zijn loon vanaf 1 januari 2020 niet ontvangen en ook geen loon doorbetaald gekregen tijdens zijn ziekte die op 3 februari 2020 intrad. Daar komt bij dat P-Tempoline [werknemer] niet heeft opgeroepen om bij de bedrijfsarts te verschijnen en ook geen gevolg heeft gegeven aan het vonnis in kort geding van 9 april 2020.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter maken deze omstandigheden dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van P-Tempoline. Dat betekent dat P-Tempoline een transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 13.252,58, zijnde het bedrag dat door [werknemer] is gevorderd en waartegen geen verweer is gevoerd door P-Tempoline. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 27 februari 2021.
Billijke vergoeding
4.5.
Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wet volgt dat een billijke vergoeding kan worden toegekend als de arbeidsovereenkomst op verzoek van werkgever of werknemer wordt ontbonden, of als de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt, indien sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarnaast kan een billijke vergoeding worden toegekend als sprake is van een vernietigbare opzegging (op grond van artikel 7:681 BW) of als alternatief voor herstel (artikel 7:682 BW). Ten slotte kan in hoger beroep een billijke vergoeding worden toegekend. De wet voorziet dan ook niet in een mogelijkheid om een billijke vergoeding toe te kennen als de arbeidsovereenkomst door een werknemer is
opgezegdwegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De verzochte billijke vergoeding kan dan ook niet worden toegewezen.
Gefixeerde vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW
4.6.
Nu het verzoek om P-Tempoline te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding wordt afgewezen, komt de kantonrechter toe aan het subsidiaire verzoek van [werknemer] om een vergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW toe te kennen. Op grond van dat artikel is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Ingevolge artikel 7:679 lid 1 BW zijn dringende redenen voor de werknemer zodanige omstandigheden die maken dat van de werknemer redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In lid 2 sub c van artikel 7:679 BW wordt als dringende reden genoemd het niet tijdig voldoen van het loon.
4.7.
De kantonrechter vindt dat P-Tempoline aan [werknemer] een dringende reden voor het nemen van ontslag heeft gegeven doordat zij vanaf januari 2020 – ook na daartoe te zijn veroordeeld door de kantonrechter in kort geding – het salaris van [werknemer] niet heeft betaald. Daarnaast heeft zij na de ziekmelding van [werknemer] geen re-integratie-inspanningen verricht. [werknemer] zag zich hierdoor genoodzaakt om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, zodat hij een ziektewetuitkering kon ontvangen.
4.8.
Nu P-Tempoline [werknemer] een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen en [werknemer] van die bevoegdheid (bij brief van 26 januari 2021) gebruik heeft gemaakt, is P-Tempoline op grond van artikel 7:677 lid 2 BW aan [werknemer] een vergoeding verschuldigd. Gelet op artikel 7:677 lid 3 sub a BW is de vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren zodat dat bedrag (€ 4.464,30 bruto) in ieder geval voor toewijzing in aanmerking komt.
4.9.
[werknemer] heeft verzocht deze vergoeding op de voet van artikel 7:677 lid 5 aanhef en onder b BW op een hoger bedrag vast te stellen. Gelet op het handelen en nalaten van P-Tempoline, op basis waarvan hiervoor de dringende reden is vastgesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om van die mogelijkheid gebruik te maken en om de vergoeding billijkheidshalve op een hoger bedrag vast te stellen.
4.10.
De kantonrechter vindt dat, nu P-Tempoline grovelijk de verplichtingen niet is nagekomen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst, [werknemer] daarvoor naar billijkheid gecompenseerd moet worden tot het volledige salaris (inclusief vakantiegeld maar exclusief provisie) dat hij had kunnen ontvangen indien hij niet ziek was geweest. P-Tempoline is bij kort geding vonnis al veroordeeld om aan [werknemer] 70% van zijn salaris te betalen vanaf 3 februari 2021 tot en met de laatste dag van de arbeidsovereenkomst (26 januari 2021), althans de dag waarop zijn ziektewetuitkering is ingegaan (8 januari 2021). Over de periode 26 januari 2021 tot 1 maart 2021 is hiervoor overwogen dat P-Tempoline een gefixeerde vergoeding moet betalen ter hoogte van het volledige loon over die periode. Over de periode van 1 maart 2021 tot en met (uiterlijk) 31 januari 2022 (datum 104 weken arbeidsongeschikt) ontvangt [werknemer] een ziektewetuitkering.
4.11.
Het voorgaande komt erop neer dat de verhoging van de gefixeerde vergoeding bestaat uit 30% salaris over de perioden 3 februari 2021 tot en met 26 januari 2021 (te weten € 13.573,79 bruto) en 1 maart 2021 tot en met 31 januari 2022 (€ 12.686,06 bruto). De totale toe te wijzen vergoeding, inclusief de gefixeerde vergoeding op grond van lid 2, bedraagt dan ook € 30.724,15 bruto.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van P-Tempoline, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt P-Tempoline tot betaling aan [werknemer] van een transitievergoeding van € 13.252,58, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 februari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt P-Tempoline tot betaling aan [werknemer] van een vergoeding van € 30.724,15 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 26 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt P-Tempoline tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 1.363,65, te weten:
griffierecht € 507,00
salaris gemachtigde € 747,00
kosten exploot € 109,65
5.4.
wijst het verzoek voor het overige af;
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Charbon, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. W. Aardenburg in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter