ECLI:NL:RBNHO:2021:4476
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.H. Fridsma, stelde dat de officier van justitie de wettelijke termijn voor het indienen van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging had overschreden, wat hem schade had berokkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie het verzoekschrift inderdaad te laat had ingediend, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een schadevergoeding omdat de situatie niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 10:12 Wvggz. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie een nieuw verzoek tot zorgmachtiging had ingediend, en dat er geen sprake was van een aansluitende zorgmachtiging. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat verzoeker in de periode tussen de zorgmachtigingen vrijwillig in de kliniek verbleef en er geen onrechtmatige detentie was. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter D.H. Steenmetser-Bakker, met G. Tosun-Izci als griffier.