Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
17 februari 2017 over middelen (inkomsten) heeft kunnen beschikken, die zij niet heeft doorgegeven. Verweerder heeft vastgesteld dat op de betaalrekening van eiseres in de periode van 17 februari 2017 tot en met 31 mei 2019 diverse (over)boekingen en stortingen door derden en op de rekening zijn gedaan tot een totaalbedrag van € 43.654,56 (van
17 februari 2017 tot en met 31 december 2017 een bedrag van € 2847,61, over 2018 een bedrag van € 23.809,95 en van 1 januari 2019 tot en met 31 mei 2019 een bedrag van € 16.807,00). Het gaat volgens verweerder om oncontroleerbare overboekingen en stortingen. Verweerder heeft de, niet gemelde, overboekingen en stortingen aangemerkt als middelen dan wel inkomsten waarover eiseres kan beschikken. De hoogte van die bedragen is dusdanig dat eiseres vanaf 1 januari 2018 geen recht meer heeft op bijstand. De bijstand van 17 februari 2017 tot 1 januari 2018 wordt herzien. De bijstand is betaald tot 1 augustus 2019. Uit controle van het paspoort bleek verder nog dat eiseres in 2019 langer dan de wettelijke toegestane 28 dagen in het buitenland heeft verbleven.
Beslissing
mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.