Met betrekking tot het hoger beroep tegen de beschikking van 22 november 2017 heeft het hof bij beschikking van 9 juli 2019 onder meer als volgt overwogen:
“(…) 5.1 De man stelt dat de beschikking van 24 juni 2015, voor zover deze betrekking heeft op de onderhoudsbijdrage voor de vrouw en de kinderen, van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan; artikel 1:401, vierde lid Burgerlijk Wetboek (BW) .
Voor een geslaagd beroep hierop dient vast te staan dat in de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, waardoor de rechterlijke uitspraak van het begin af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. Ook als de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht niet berust op een grondig onderzoek naar de draagkracht ligt het op de weg van degene die wijziging verzoekt om aannemelijk te maken dat de uitspraak van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan. Dit uitgangspunt brengt in dit geval met zich dat de man gemotiveerd en gespecificeerd dient aan te geven met welk gegeven niet of onjuist rekening is gehouden en dat een juiste toepassing van dit gegeven zou hebben geleid tot andere onderhoudsbijdragen dan die welke de rechtbank in haar beschikking van 24 juni 2015 heeft vastgesteld. Het hof is van oordeel dat de man hierin niet is geslaagd. De man heeft, voor het eerst in hoger beroep, summiere financiële gegevens uit de huwelijkse periode overgelegd maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat juiste toepassing van deze gegevens tot een ander resultaat zou hebben geleid dan de bijdragen die in de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht zijn vermeld. Het beroep van de man op artikel 1:401, vierde lid (BW) wordt verworpen.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401, lid 1 BW na de datum van de bestreden beschikking. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend nu de vrouw thans aanzienlijk meer verdient dan ten tijde van de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht.
De man is dan ook ontvankelijk in zijn wijzigingsverzoek van zowel de partnerbijdrage als de kinderbijdrage.
(…)
6 De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 22 november 2017 voor wat betreft de door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor [A.] en [B.] en opnieuw rechtdoende;
bepaalt, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 24 juni 2015, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [B.] op nihil met ingang van 7 december 2016;
bepaalt met wijziging van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) van 24 juni 2015 in zoverre, de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van [A.] op nihil gedurende de periode 7 december 2016 tot 28 oktober 2017 en met ingang van 28 oktober 2017 op € 157,- per maand;
bepaalt dat [A.] en de vrouw, voor zover de man meer heeft betaald dan de in deze beschikking vastgestelde bijdragen het meerdere niet behoeven terug te betalen;
(…)”