ECLI:NL:RBNHO:2021:1784

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
8903159 \ AO VERZ 20-106
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en ernstig verwijtbaar handelen werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter te Alkmaar uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Hitachi Capital Mobility Holding Netherlands B.V. en [eiser]. De werkgever, Hitachi, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [eiser], vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft het verzoek van Hitachi toegewezen, maar heeft ook geoordeeld dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Hitachi. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Hitachi plotseling en zonder deugdelijke grond heeft gesteld dat de arbeidsrelatie onherstelbaar verstoord was, terwijl er geen pogingen zijn ondernomen om de situatie te herstellen. De kantonrechter heeft Hitachi veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 225.000,00 en een transitievergoeding van € 90.720,00 aan [eiser]. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is vastgesteld op 1 augustus 2021, met de vaststelling dat [eiser] geen verwijt te maken valt van deze ontbinding. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Hitachi geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 8903159 \ AO VERZ 20-106 BL
Uitspraakdatum: 2 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Hitachi Capital Mobility Holding Netherlands B.V.
gevestigd te Heerhugowaard
verzoekende partij
verder te noemen: Hitachi
gemachtigde: mr. D. Kuijken
tegen
[eiser]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R. Muurlink
Samenvatting van de zaak en de uitspraak
Deze zaak gaat over een verzoek van een werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek toe en ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Aan de werknemer wordt naast de transitievergoeding een billijke vergoeding toegekend van € 225.000,00 bruto, omdat de ontbinding naar het oordeel van de kantonrechter het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De werkgever heeft ernstig verwijtbaar gehandeld, omdat plotseling en zonder deugdelijke grond is gesteld dat de arbeidsrelatie onherstelbaar en duurzaam is verstoord, terwijl er niets is gedaan aan het herstel daarvan.

1.Het procesverloop

1.1.
Hitachi heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [eiser] heeft een verweerschrift en een (voorwaardelijk) tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 2 februari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [eiser] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Hitachi is enig aandeelhouder en bestuurder van Hitachi Capital Mobility Netherlands B.V., een onderneming met als hoofdactiviteit de lease van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
[eiser] , geboren [geboortedag] 1961, is op 1 juli 2003 als Statutair Directeur in dienst getreden bij Lease Visie B.V. (een rechtsvoorganger van Hitachi). In 2017 zijn de aandelen van Lease Visie B.V. verkocht aan Noordlease Holding B.V., en is de functie van [eiser] gewijzigd in Commercieel Directeur bij Noordlease Holding B.V. Vervolgens is Noordlease Holding B.V. overgenomen door Hitachi. In juni 2018 is de naam Noordlease Holding B.V. gewijzigd in Hitachi Capital Mobility Holding Netherlands B.V.
2.3.
De functie van [eiser] bij Hitachi is Commercieel Directeur met een salaris van € 14.000,00 bruto per maand (exclusief 8% vakantietoeslag). Partijen zijn een opzegtermijn overeengekomen van vier maanden in geval van opzegging door de werkgever.
2.4.
[eiser] maakt als Commercieel Directeur onderdeel uit van het directieteam, naast Algemeen Directeur [XX] (hierna: [XX] ), een Operationeel Directeur en een Financieel Directeur.
2.5.
Op 27 maart 2019 is [eiser] getroffen door een herseninfarct. In de daarop volgende periode van ruim drie maanden is [eiser] volledig gere-integreerd. In dat kader is op 2 mei 2019 een Plan van aanpak opgesteld, waarin is vermeld dat in de visie van [eiser] de arbeidsrelatie goed is en in de visie van Hitachi prima.
2.6.
Op 6 mei 2020 heeft een beoordelingsgesprek met [eiser] plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. In dat verslag staat bij de onderdelen ‘Hartelijk, Ambitieus, Sociaal, No-Nonsense en Gedegen’ de score ‘Goed’. Op de competenties ‘Besluitvaardigheid, Visie, Vakkundigheid/marktgerichtheid, Ondernemerschap, Managementidentificatie en discipline (loyaliteit), Overtuigingskracht, Groepsgericht leiderschap, Voortgangscontrole en Stressbestendigheid’ is de score niveau 4 (op een schaal van maximaal 5), en op de competenties ‘Klantgerichtheid en Organisatiesensitiviteit’ niveau 5.
2.7.
In een verslag van een doelstellingsgesprek van 6 mei 2020 zijn afspraken vastgelegd met betrekking tot een aantal competenties, waarbij 31 maart 2021 als streefdatum is vermeld.
2.8.
In een gesprek op 14 augustus 2020 heeft [XX] aan [eiser] meegedeeld dat Hitachi de arbeidsovereenkomst wil beëindigen. Dit voornemen is door [XX] tegenover [eiser] herhaald in een vervolggesprek dat op 18 augustus 2020 plaatsvond.
2.9.
In een brief van 20 augustus 2020 bevestigt de gemachtigde van Hitachi aan [eiser] dat naar de mening van Hitachi rond de persoon van [eiser] een situatie is ontstaan die het vruchtbaar voortzetten van het dienstverband in de weg staat, waarbij wordt gesteld dat zowel [XX] als andere collega’s inmiddels
“weerzin”ervaren ten opzichte van het feitelijk functioneren en handelen van [eiser] . Daarbij heeft Hitachi opgemerkt dat een voorstel wordt gedaan tot een minnelijke regeling waarbij de persoon van [eiser] niet beschadigd hoeft te worden, ter voorkoming van een inhoudelijke procedure die naar de overtuiging van Hitachi negatief op [eiser] zal uitstralen en zijn dienstverband zal bezoedelen.
2.10.
In een brief van 26 augustus 2020 schrijft de gemachtigde van Hitachi aan [eiser] dat de brief van 20 augustus 2020 een ongelukkige verschrijving bevat, in die zin dat het woord
“weerzin”moet zijn
“tegenzin”.
2.11.
In reactie hierop schrijft de gemachtigde van [eiser] in een brief van 31 augustus 2020 aan Hitachi dat de wens tot beëindiging van het dienstverband voor [eiser] volstrekt onverwacht is gekomen en dat de kritiek op zijn functioneren nooit met hem is besproken, waarbij de diskwalificatie van en de communicatie jegens [eiser] als grievend en bedreigend worden ervaren. Verder heeft [eiser] zich beschikbaar gesteld om zijn werkzaamheden te hervatten en heeft hij mediation voorgesteld.
2.12.
Vervolgens deelt de gemachtigde van Hitachi in een brief van 11 september 2020 mee dat het illusoir is om te veronderstellen dat het dienstverband nog vruchtbaar kan worden voortgezet. Verder staat in deze brief dat over de voorliggende problematiek meermalen met [eiser] is gesproken, dat dit niet tot de gewenste verandering heeft geleid en dat de direct betrokkenen geen mogelijkheid meer zien om de samenwerking voort te zetten. Daarbij is verwezen naar meegezonden schriftelijke verklaringen van de drie mededirectieleden, de directiesecretaresse, de HR-medewerker en een salesmanager.
2.13.
Hitachi heeft in een brief van 24 september 2020 aan [eiser] meegedeeld dat hij is vrijgesteld van het verrichten van de bedongen arbeid, met behoud van het recht op doorbetaling van loon, in elk geval tot aan de datum waarop door de kantonrechter uitspraak is gedaan in de ontbindingsprocedure.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Hitachi verzoekt de arbeidsovereenkomst met [eiser] te ontbinden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding of andere omstandigheden die zodanig zijn dat van Hitachi redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter toelichting daarvan is – kort gezegd – aangevoerd dat [eiser] structureel anders handelt dan in het directieteam wordt afgesproken en dat hij door zijn solistische en eigengereide werkwijze de organisatie ondermijnt. Hitachi stelt dat het gedrag van [eiser] ernstige spanningen oproept binnen de directie en bij betrokken stafleden, waardoor een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan en Hitachi geen vertrouwen meer heeft in een vruchtbare samenwerking met [eiser] . Volgens Hitachi is deze situatie gegroeid in een periode van ruim twee jaar en heeft zij daarover ook vele malen met [eiser] gesproken, zonder dat dit tot verbetering heeft geleid. Hitachi meent dat het handelen van [eiser] voortvloeit uit zijn persoonlijk functioneren en karakter, en stelt dat er simpelweg sprake is van een ‘mismatch’ tussen [eiser] en Hitachi.
3.2.
[eiser] verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe – samengevat – aan dat de door Hitachi gemaakte verwijten onjuist zijn en dat er voorafgaand aan 14 augustus 2020 daarover nooit met hem is gesproken. Volgens [eiser] kwam de mededeling van Hitachi dat het dienstverband moest eindigen voor hem als een volslagen verrassing. [eiser] kan niet ontkennen dat inmiddels sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, maar die is volgens [eiser] volledig te wijten aan Hitachi. In de visie van [eiser] heeft Hitachi doelbewust en om ondeugdelijke redenen aangestuurd op die verstoring, om tot een ontslaggrond te komen. Daarbij wijst [eiser] er ook op dat Hitachi niets heeft gedaan aan herstel van de arbeidsrelatie en dat zijn voorstel voor mediation is afgewezen. Gelet daarop meent [eiser] dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Hitachi en maakt hij naast de transitievergoeding van € 90.720,00 bruto aanspraak op een billijke vergoeding van € 500.000,00 bruto. Ook vraagt [eiser] om een verklaring voor recht dat geen beroep meer kan worden gedaan op het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding en verzoekt hij (voorwaardelijk) ook zelf om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.De beoordeling

het verzoek

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
4.3.
Een redelijke grond voor ontbinding kan onder meer zijn gelegen in een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3, onder g, BW). Dat een verstoring van de arbeidsverhouding (grotendeels) aan de werkgever is te wijten, hoeft niet in de weg te staan aan ontbinding (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 november 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2018:2218 (
Servicenow Nederland)).
4.4.
De kantonrechter moet gezien de stukken en wat is besproken op de zitting vaststellen dat de arbeidsverhouding tussen Hitachi en [eiser] duurzaam en onherstelbaar is verstoord.
4.5.
Vast staat dat de drie mededirectieleden geen vertrouwen meer hebben in [eiser] als Commercieel Directeur en niet meer met hem kunnen en willen samenwerken. Dit is ook uitdrukkelijk schriftelijk verklaard en toegelicht. Op de zitting is door Hitachi nog eens benadrukt dat het dienstverband hoe dan ook moet eindigen, omdat binnen de organisatie van Hitachi geen draagvlak meer bestaat voor [eiser] . De kantonrechter heeft op de zitting ook geconstateerd dat het vertrouwen tussen partijen volledig is verdwenen, waarbij partijen elkaar in toenemende mate over en weer verwijten maken.
4.6.
Onder die omstandigheden valt niet in te zien dat de arbeidsovereenkomst nog kan worden voortgezet. [eiser] moet in zijn functie als Commercieel Directeur voldoende vertrouwen hebben van de drie mededirectieleden om te kunnen blijven functioneren. Daar waar dat vertrouwen geheel is weggevallen door de verstoorde arbeidsverhouding, kan dat niet meer. Gelet op het voorgaande is ook niet aannemelijk dat dit vertrouwen nog kan worden hersteld.
4.7.
De conclusie is daarom dat de verstoring van de arbeidsverhouding zodanig is dat van Hitachi in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij weegt mee dat [eiser] zelf ook vraagt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding, voor het geval Hitachi haar verzoek intrekt. Er is dus een redelijke grond voor ontbinding (artikel 7:669 lid 3, onder g, BW).
4.8.
Herplaatsing ligt gelet op de aard en achtergrond van de verstoorde arbeidsverhouding niet in de rede.
4.9.
Het verzoek van Hitachi is daarom toewijsbaar en de arbeidsovereenkomst zal dus worden ontbonden.
4.10.
Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 augustus 2021, gelet op de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn van vier maanden. Er is geen reden om bij de datum van ontbinding rekening te houden met de duur van deze procedure, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi (artikel 7:671b lid 9 BW).
4.11.
De kantonrechter komt op de volgende gronden tot het oordeel dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi.
4.12.
Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever doet zich alleen voor in uitzonderlijke gevallen, als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Daarvan kan onder meer sprake zijn als een werkgever een verstoorde arbeidsverhouding met zijn werknemer in het leven roept door een onvoldoende onderbouwd ontbindingsverzoek en de werknemer geen reële kans heeft geboden op verbetering of herstel van de verhouding (
Handelingen I, 2013-2014, nr. 32, item 14, pag. 10).
4.13.
Hitachi heeft [eiser] op 14 augustus 2020 geconfronteerd met de mededeling dat een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie onmogelijk is, dat de arbeidsovereenkomst zal worden beëindigd en dat dit besluit definitief en onomkeerbaar is. Daarbij heeft Hitachi gewezen op diverse verwijten aan [eiser] over zijn functioneren als Commercieel Directeur, op de tegenzin die mededirectieleden en collega’s ervaren jegens [eiser] , op het feit dat besprekingen daarover geen effect hebben gehad, en op de eerdergenoemde verklaringen. Het komt er volgens Hitachi – kort gezegd – op neer dat [eiser] een eigengereide werknemer is, waarmee niet valt samen te werken en waarin Hitachi ieder vertrouwen is verloren.
4.14.
Echter, de kantonrechter kan in de feiten en omstandigheden van deze zaak onvoldoende aanleiding vinden om aan te nemen dat de verwijten en kritiek ten aanzien van [eiser] een reële en deugdelijke grond hebben. Immers, zowel in het Plan van aanpak van 2 mei 2019 als in verslag van het beoordelingsgesprek van 6 mei 2020 is door Hitachi geen enkele vorm van kritiek geuit op het functioneren van [eiser] . In tegendeel, het functioneren van [eiser] is in die stukken als goed beoordeeld en de arbeidsrelatie is omschreven als prima. In het gesprek van 6 mei 2020 over de doelstellingen zijn ook zonder enig voorbehoud afspraken gemaakt met als streefdatum 31 maart 2021, waarbij iedere aanwijzing voor serieuze problemen ten aanzien van het functioneren of de arbeidsrelatie ontbreekt. Ook in de overgelegde verslagen van directie-overleggen die hebben plaatsgevonden in de periode van januari tot en met juli 2020 wordt met geen woord gerept over een verstoring van de arbeidsverhouding of functioneringsproblemen van [eiser] . Hetzelfde geldt voor de overgelegde verslagen van tweewekelijkse overleggen tussen [XX] en [eiser] .
4.15.
Hitachi heeft onder verwijzing naar verklaringen van [XX] gesteld dat de onwerkbare situatie al is ontstaan in 2019 en dat [eiser] vanaf die tijd processen omzeilde, procedures aan zijn laars lapte, beloftes niet nakwam, zaken vergat, actiepunten niet afwikkelde en directiebeslissingen niet of in een andere versie aan zijn managers meldde. Ook zou [eiser] volgens die verklaringen daarop bij herhaling en tevergeefs zijn aangesproken, waarna begin maart 2020 ‘de bom barstte’.
4.16.
De kantonrechter kan die stelling van Hitachi en de genoemde verklaringen niet volgen. Als daadwerkelijk sprake was van de door Hitachi gestelde vergaande kritiek op [eiser] , is onbegrijpelijk dat dit op geen enkele wijze is vastgelegd in of blijkt uit gespreksverslagen, e-mails of andere documenten. Het beoordelings- en doelstellingsgesprek van 6 mei 2020 dat heeft plaatsgevonden ongeveer twee maanden na het door Hitachi gestelde ‘barsten van de bom’, was bij uitstek het moment geweest om duidelijk met [eiser] te communiceren over gerezen bezwaren en daarover afspraken te maken. Uit de overgelegde verslagen daarvan blijkt echter niets van functioneringsproblemen of een verstoorde verhouding, zoals hiervoor al is overwogen. In tegendeel, [eiser] scoorde daarin op alle punten goed.
4.17.
Ook is niet gebleken dat de door Hitachi gestelde problemen al eerder en voorafgaand aan het gesprek van 14 augustus 2020 zijn aangekaart bij [eiser] . Dat blijkt niet uit het beoordelings- en doelstellingsgesprek, en evenmin uit gespreksverslagen, notulen van vergaderingen of andere stukken. De verklaringen van mededirectieleden en collega’s dat één en ander wel eerder zou zijn besproken, vinden geen steun in die stukken en die verklaringen leggen daarom onvoldoende gewicht in de schaal. Op de zitting heeft Hitachi erkend dat bij een ‘hei-sessie’ die heeft plaatsgevonden in maart 2020 alleen het functioneren van een team is besproken en dat ook daar het functioneren van [eiser] zelf niet aan de orde is geweest.
4.18.
De kantonrechter constateert dat weliswaar door Hitachi wordt betoogd dat sprake is geweest van een twee jaar durend proces van verwijdering dat heeft geleid tot een verstoring van de arbeidsverhouding, maar dat voor dit betoog geen feitelijke onderbouwing bestaat. Ook kan niet kan worden vastgesteld dat [eiser] tijdig en adequaat is aangesproken op zijn functioneren of het verstoord raken van de arbeidsverhouding, terwijl [eiser] evenmin tijdig en adequaat in staat is gesteld om daarin verandering aan te brengen.
4.19.
Hitachi heeft, nadat zij op 14 augustus 2020 aan [eiser] had meegedeeld dat zij een verstoorde arbeidsverhouding zag, ook nadien niets gedaan om de gestelde problemen in de arbeidsrelatie of ten aanzien van het functioneren van [eiser] te bespreken, aan te pakken of op te lossen. Hitachi heeft in feite de deur direct dichtgegooid. Ook op het voorstel van [eiser] tot mediation is Hitachi niet ingegaan. De stelling van Hitachi dat mediation bij voorbaat zinloos zou zijn omdat eerdere gesprekken tot niets hadden geleid, treft geen doel. Zoals hiervoor al is overwogen, ontbreekt een voldoende feitelijke onderbouwing van deze stelling. Daarom moet worden aangenomen dat het de opstelling en houding van Hitachi zelf is geweest die mediation of een andere oplossing bij voorbaat onmogelijk heeft gemaakt.
4.20.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat Hitachi in augustus 2020 [eiser] plotseling heeft geconfronteerd met de mededeling dat de arbeidsrelatie zodanig ernstig verstoord is dat deze moet worden beëindigd, terwijl Hitachi daarvoor onvoldoende grond had en niets heeft gedaan om dit ten goede te keren. Door onder die omstandigheden op deze wijze aan te sturen op een directe beëindiging van de arbeidsovereenkomst, heeft Hitachi ernstig verwijtbaar gehandeld.
4.21.
De kantonrechter ziet ook aanleiding om aan [eiser] een billijke vergoeding toe te kennen, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi, zoals hiervoor is overwogen (artikel 7:671b lid 9 BW).
4.22.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juni 2018, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2018:878 (
Zinzia)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
4.23.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan [eiser] worden gevolgd in zijn stelling dat hij nog zeker 2,5 jaar aan Hitachi verbonden zou zijn geweest als het dienstverband niet door het ernstig verwijtbaar handelen van Hitachi was geëindigd. Dit is een redelijke verwachting, gelet op de functie van [eiser] , zijn arbeidsverleden en de duur van het dienstverband, en Hitachi heeft daartegenover ook geen relevante argumenten of gegevens ingebracht. Daarom kan bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding tot uitgangspunt worden genomen dat het dienstverband zou hebben voortgeduurd tot 1 februari 2024.
4.24.
[eiser] lijdt als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van Hitachi een directe inkomensschade van € 15.120,00 bruto per maand (inclusief vakantietoeslag) en € 181.440,00 bruto per jaar (€ 15.120,00 x 12), dus over de periode van 1 augustus 2021 tot 1 februari 2024 in totaal een bedrag van € 453.600,00 bruto (€ 181.440,00 x 2.5). Er is geen reden om uit te gaan van het door [eiser] gestelde jaarsalaris van € 194.400,00 bruto, omdat deze stelling niet nader is gespecificeerd en geen steun vindt in de stukken.
4.25.
Verder moet worden aangenomen dat [eiser] na het einde van het dienstverband niet alleen aanspraak zal kunnen maken op een WW-uitkering, maar naar redelijke verwachting en rekening houdend met goede en kwade kansen nog in staat zal zijn om vanaf 1 augustus 2021 ander werk te vinden waarmee hij ongeveer 50% van zijn laatste loon bij Hitachi zal kunnen verdienen. Daarbij weegt mee dat [eiser] ruime ervaring heeft in zijn vakgebied en in staat is gebleken tot het vervullen van uiteenlopende functies, terwijl kan worden aangenomen dat zijn leeftijd op de arbeidsmarkt voor functies waarop [eiser] zich richt een minder belemmerende factor is. De uiteindelijk redelijkerwijs te verwachten inkomensschade over de periode van 1 augustus 2021 tot 1 februari 2024 kan daarom worden geschat op een bedrag van € 225.000,00 bruto.
4.26.
De billijke vergoeding wordt gelet op het voorgaande vastgesteld op een bedrag van
€ 225.000,00 bruto. Daarmee wordt [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter ook voldoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van Hitachi. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het salaris van [eiser] nog bijna vijf maanden zal moeten worden doorbetaald tot 1 augustus 2021 en dat [eiser] daardoor nog een ruime mogelijkheid heeft om ander werk of andere inkomsten te vinden.
4.27.
Verder is er geen aanleiding om de transitievergoeding, die hierna wordt besproken, geheel of deels in mindering te brengen op de billijke vergoeding, gelet op de aard en ernst van het verwijtbaar handelen van Hitachi.
4.28.
Hitachi zal in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken, binnen de hierna genoemde termijn, omdat aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden (artikel 7:686a lid 6 BW).
4.29.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser] recht heeft op een transitievergoeding en dat deze uitgaande van de resterende duur van de arbeidsovereenkomst € 90.720,00 bruto bedraagt. Hitachi zal daarom worden veroordeeld tot betaling daarvan.
4.30.
Gelet op wat hierover op de zitting is besproken, begrijpt de kantonrechter dat [eiser] verzoekt om voor recht te verklaren dat Hitachi geen rechten kan ontlenen aan zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding in artikel 16 van de arbeidsovereenkomst. Dat verzoek is toewijsbaar, omdat hiervoor is geoordeeld dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi (artikel 7:653 lid 4 BW).
4.31.
Ook het verzoek van [eiser] om te bepalen dat hem geen verwijt van de ontbinding valt te maken, is gelet op het voorgaande toewijsbaar.
4.32.
De door [eiser] verzochte buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, alleen al omdat geen concreet bedrag is gevorderd.
4.33.
De proceskosten komen voor rekening van Hitachi, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi en zij daarom geacht moet worden de partij te zijn die overwegend ongelijk krijgt. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [eiser] , met toepassing van de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz (gepubliceerd op www. rechtspraak.nl), worden vastgesteld op € 747,00. Dit geldt ook als Hitachi het verzoek intrekt. De gevorderde rente over de proceskosten zal in beide gevallen worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze uitspraak. Daarbij wordt Hitachi ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.
het tegenverzoek
4.34.
[eiser] heeft zijn tegenverzoek voorwaardelijk gedaan, te weten voor het geval Hitachi haar verzoek intrekt. Voor dat geval oordeelt de kantonrechter als volgt.
4.35.
Het verzoek van [eiser] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, omdat sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:671c lid 1 BW). Dat volgt uit wat hiervoor is overwogen, waarbij ook in het kader van het verzoek van [eiser] geldt dat sprake is van een duurzaam en onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. Dat betekent dat het verzoek van [eiser] om te bepalen dat hem van de ontbinding geen verwijt te maken valt, eveneens toewijsbaar is. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 augustus 2021, aansluitend bij de ontbinding op het verzoek van Hitachi.
4.36.
Het verzoek van [eiser] om toekenning van een billijke vergoeding wordt toegewezen tot een bedrag van € 225.000,00 bruto, omdat hiervoor is overwogen dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi (artikel 7:671c lid 2, onder b, BW). Dat geldt ook voor de ontbinding op verzoek van [eiser] .
4.37.
[eiser] zal in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken, binnen de hierna genoemde termijn, omdat aan de ontbinding een lagere billijke vergoeding wordt verbonden dan [eiser] heeft verzocht (artikel 7:686a lid 7 BW).
4.38.
Het verzoek van [eiser] om Hitachi te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 90.720,00 bruto wordt toegewezen. Ook in het geval dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op verzoek van [eiser] zelf, heeft hij aanspraak op een transitievergoeding, omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi (artikel 7:673 lid 1, onder b, BW).
4.39.
De gevraagde verklaring voor recht dat Hitachi geen rechten kan ontlenen aan het overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding wordt toegewezen, onder verwijzing naar de overwegingen onder 4.30.
4.40.
De proceskosten komen voor rekening van Hitachi, omdat ook hier sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Hitachi en zij daarom geacht moet worden de partij te zijn die overwegend ongelijk krijgt. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [eiser] worden vastgesteld op nihil, vanwege de samenhang met het verzoek van Hitachi. Als [eiser] zijn verzoek intrekt, moet hij de proceskosten van Hitachi betalen, maar ook in dat geval worden die proceskosten om dezelfde reden op nihil vastgesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen Hitachi het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 16 maart 2021;
Voor het geval Hitachi het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
5.2.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2021;
5.3.
bepaalt dat [eiser] geen verwijt te maken valt van deze ontbinding;
5.4.
veroordeelt Hitachi om aan [eiser] een transitievergoeding te betalen van € 90.720,00 bruto;
5.5.
veroordeelt Hitachi om aan [eiser] een billijke vergoeding te betalen van € 225.000,00 bruto;
5.6.
verklaart voor recht dat Hitachi aan het tussen partijen overeengekomen non-concurrentie- en relatiebeding geen rechten kan ontlenen;
5.7.
veroordeelt Hitachi tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling, en veroordeelt Hitachi tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
Voor het geval Hitachi het verzoek binnen die termijn intrekt:
5.8.
veroordeelt Hitachi tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling, en veroordeelt Hitachi tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
het tegenverzoek
5.9.
bepaalt dat de termijn, waarbinnen [eiser] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met 30 maart 2021;
Voor het geval Hitachi haar verzoek tijdig heeft ingetrokken en [eiser] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:
5.10.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2021;
5.11.
bepaalt dat [eiser] geen verwijt te maken valt van deze ontbinding;
5.12.
veroordeelt Hitachi om aan [eiser] een transitievergoeding te betalen van € 90.720,00 bruto;
5.13.
veroordeelt Hitachi om aan [eiser] een billijke vergoeding te betalen van € 225.000,00 bruto;
5.14.
verklaart voor recht dat Hitachi aan het tussen partijen overeengekomen non-concurrentie en relatiebeding geen rechten kan ontlenen;
5.15.
veroordeelt Hitachi tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] vaststelt op nihil;
Voor het geval Hitachi haar verzoek tijdig heeft ingetrokken en [eiser] het verzoek binnen die termijn intrekt:
5.16.
veroordeelt Hitachi tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter