Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
de verzetzaak)van
de vrijwaringszaak)van
1.De procedure in de verzetzaak
- de dagvaarding van 24 december 2019 waarmee [naam 1] in verzet is gekomen tegen het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 20 november 2019, tevens houdende incidentele vordering tot oproeping van [gedaagde] in vrijwaring,
- de conclusie van antwoord in het incident,
- het vonnis in het incident van 18 maart 2020, waarbij de rechtbank heeft toegestaan dat [gedaagde] door [naam 1] (in vrijwaring) wordt gedagvaard,
- de conclusie houdende de gronden van het verzet (aan te merken als de conclusie van antwoord) met producties,
- het vonnis van 24 juni 2020,
- de akte wijziging eis en aanvulling gronden met producties,
- de brief van [naam 1] van 1 september 2020 met productie,
- het proces-verbaal van comparitie van 16 september 2020 en de door mr. Koscielniak en mr. Visser overgelegde spreekaantekeningen,
- de antwoordakte van [naam 1] .
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 7 april 2020 met producties,
3.De feiten
- een bedrag van € 400.000,-, uiterlijk te betalen op de leveringsdatum;
- een bedrag van € 90.000,-, per 1 januari 2016 te betalen;
Na de Leveringsdatum zal Verkoper de achterblijvende ondernemingen afwikkelen volgens de beginselen van ‘goed koopmanschap’ en zal de reeds ontvangen Koopsom door Verkoper en/of de heren [gedaagde] en [naam 1] bij voorrang worden ingezet ter afwending van insolventierisico’s.”
Omschrijving
gaat ervan uit, dat na betaling van enkele kleine dwangcrediteuren de andere (crediteuren) partijen met ongeveer 5,5 procent genoegen zullen nemen.
Vandaag hebben we (…) de vaststellingovereenkomst getekend. (…). Ik heb op mijn laptop een korte notulen gemaakt en deze deel ik hierbij met u, zie onderstaand:
5.2 Het komt (…) aan op de gegrondheid van de door ITON gestelde tegenvorderingen, waarbij ITON als uitgangspunt hanteert dat partijen zijn overeengekomen dat alle verplichtingen van ITSP die voor 1 januari 2015 zijn ontstaan voor rekening van ITSP komen. Dit uitgangspunt is door ITSP niet betwist. Volgens ITON heeft zij, op basis van dit uitgangspunt, vorderingen op ITSP, welke vorderingen in het navolgende zullen worden behandeld.”
4.Het geschil
in de verzetzaak
primair
€ 11.000, vermeerderd met wettelijke rente over het bedrag van veroordeling vanaf datum van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling, althans vanaf een moment door de rechter in goede justitie te bepalen;
5.De beoordeling
in de verzetzaak
€ 90.000,- op grond van de koopovereenkomst met ITON, de vordering van de Belastingdienst zou kunnen voldoen. [naam 1] gaat bij dat verweer ervan uit dat een schuldeisersakkoord tot stand zou komen op basis waarvan ITSP in staat zou zijn alle schuldeisers te voldoen en de Belastingdienst genoegen zou nemen met betaling van 11% van haar vordering (volgens [naam 1] een bedrag tussen € 100.000,- en € 140.000,-, volgens de curator een bedrag van € 142.389,37). Het slagen van het schuldeisersakkoord was echter allerminst zeker, juist omdat [naam 1] betalingen had verricht aan de aan hem gelieerde vennootschappen en daarmee die schuldeisers aanzienlijk meer had betaald dan de beoogde 5,5% voor de concurrente crediteuren. Zoals ook hiervoor is overwogen, heeft [naam 1] daarmee bovendien de afspraak met de Belastingdienst geschonden om geen betalingen te verrichten aan de aan hem gelieerde vennootschappen. Zoals in de vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst is overeengekomen, komt die overeenkomst te vervallen als het akkoord met de concurrente schuldeisers op basis van 5,5% niet tot stand komt. Bovendien had [naam 1] de afspraak met de Belastingdienst dat de Belastingdienst als preferente crediteur het dubbele percentage zou ontvangen van het percentage van de concurrente crediteuren al geschonden door de aan hem gelieerde vennootschappen meer dan 5,5% te betalen, op grond waarvan de vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst evenmin stand kon houden.
- op 8 juli 2014 heeft ITSP vanaf haar g-rekening een bedrag van € 3.097,50 aan Spuitco betaald voor een factuur aan [naam 1] in persoon;
- op 24 oktober 2014 heeft ITSP een bedrag van € 11.000,- aan [naam 1] betaald in verband met de borg die [naam 1] voor de huur van een pand aan de verhuurder heeft betaald vanaf zijn privé-rekening, maar na terugbetaling van de borg door de verhuurder op de privé-rekening van [naam 1] niet aan ITSP heeft doorbetaald; en
€ 4.804,00(2 punten x tarief € 2.402,00)