ECLI:NL:RBNHO:2021:12676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9588774 \ WM VERZ 21-703
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van geslotenverklaring busbrug

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het overtreden van een geslotenverklaring op een busbrug. De betrokkene had eerder een boete ontvangen en had hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 18 januari 2022 was de gemachtigde van de betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging van de betrokkene, het negeren van de geslotenverklaring, voldoende was aangetoond door de schouwrapporten en de foto’s van de gedraging. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de bebording niet goed zichtbaar was en dat de foto niet voldeed aan de eisen van het Beleidskader. De kantonrechter verwierp deze argumenten en oordeelde dat de bebording goed zichtbaar was en dat de foto voldeed aan de eisen.

Daarnaast werd er door de gemachtigde van de betrokkene een beroep gedaan op matiging van de boete, omdat er meerdere boetes waren opgelegd binnen korte tijd. De kantonrechter merkte op dat de standaardmatige matiging zoals eerder toegepast, niet meer in lijn was met de huidige rechtspraak en dat elke zaak individueel beoordeeld moest worden. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was voor matiging in deze zaak, omdat de betrokkene niet voldoende had onderbouwd waarom matiging gerechtvaardigd zou zijn. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werden geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9588774 \ WM VERZ 21-703
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 28 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen (met behulp van een digitale verbinding via MS Teams). Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven. Ter zitting wijst de vertegenwoordiger van de officier van justitie op de in het dossier aanwezige schouwrapporten en stelt dat de foto van de gedraging voldoende duidelijk is. Betrokkene dient zich als weggebruiker steeds te vergewissen van de aanwezigheid van de bebording. Dat betrokkene meerdere boetes heeft ontvangen doet hier niets aan af, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met geslotenverklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bep. categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat op de schouwfoto’s te zien is dat het bord onderaan de busbrug naar links gedraaid staat en dat deze voor automobilisten die linksaf de brug oprijden daardoor niet goed te zien is. Op basis hiervan betwist betrokkene de gedraging.
De kantonrechter overweegt dat deze stelling geen steun vindt in de stukken, waaronder de schouwfoto’s. Aangenomen moet worden dat de borden voor iedere weggebruiker goed zichtbaar zijn. De busbrug wordt genaderd door middel van een rotonde. Aan het begin van busbrug de Binding is aan beide kanten goed zichtbaar een bord C1 geplaatst, met een duidelijk leesbaar onderbord. Dit bord C1 wordt na ongeveer 100 meter herhaald. Ook is aan beide kanten een bord geplaatst dat erop wijst dat cameratoezicht plaatsvindt. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de foto van de gedraging niet voldoet aan het Beleidskader omdat de contouren van het voertuig, het kenteken en de databalk niet -duidelijk- zichtbaar zouden zijn. De kantonrechter overweegt dat op de foto van de gedraging, waarop de kentekenplaat en de achterlichten zichtbaar zijn, de contouren van het voertuig hiermee voldoende zichtbaar zijn. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat daarvoor genoeg is dat de omtrek of omtreklijn van het voertuig zichtbaar is. Tevens is het benodigde tekstvak op de overgelegde foto aanwezig, zodat aan de voorwaarden van het Beleidskader wordt voldaan.
Gemachtigde van betrokkene stelt tevens dat betrokkene meerdere boetes opgelegd heeft gekregen binnen zeer afzienbare tijd. In het onderhavige geval bestaat er, met verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2014:9808), aanleiding de boetes de matigen met 50%, aldus gemachtigde van betrokkene.
In een uitspraak van 21 oktober 2014 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:RBNHO:2014:9808) heeft de kantonrechter geoordeeld dat een opeenstapeling van boetes voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding leidt tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan boetes, en dat gelet daarop een matiging van die boetes moet plaatsvinden. Daarbij is overwogen dat de kantonrechter zich kan vinden in een toepassing van matiging zoals destijds door de officier van justitie voorgesteld, te weten dat de eerste boete in stand wordt gelaten en dat vervolgens de tweede en iedere daarop volgende boete wordt gematigd tot 50% van het boetebedrag. Die uitspraak van 21 oktober 2014 wordt sindsdien toegepast in zaken met betrekking tot gevallen waarin twee of meer boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding.
De kantonrechter ziet aanleiding om op de uitspraak van 21 oktober 2014 en de sindsdien toegepaste wijze van matiging terug te komen, omdat is gebleken dat die matiging onvoldoende recht doet aan de relevante omstandigheden van ieder afzonderlijk geval. De standaardmatige wijze van matiging van die uitspraak houdt onder meer geen rekening met de financiële omstandigheden van betrokkene, met de bekendheid van betrokkene met de situatie ter plaatse, met de omstandigheden waaronder de gedraging is begaan, en met het totaal aantal opgelegde boetes en het cumulatieve effect daarvan. Verder weegt daarbij mee dat de officier van justitie geen matiging meer voorstaat of voorstelt, zoals destijds ten tijde van de uitspraak van 21 oktober 2014 nog wel het geval was.
Ook is er reden om op de uitspraak van 21 oktober 2014 terug te komen, omdat uit de rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt dat de grondslag voor matiging moet worden gevonden in artikel 9 lid 2 WAHV, en dat bij de beoordeling daarvan de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of de omstandigheden waarin betrokkene verkeert, bepalend moeten zijn (zie onder meer de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:GHARL:2017:1494). De kantonrechter moet daarbij in het concrete geval de opgelegde boete(s) toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Daarbij past niet (meer) een matiging die in feite standaard wordt toegepast.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter voortaan geen matiging meer zal toepassen op de wijze zoals neergelegd in de uitspraak van 21 oktober 2014, maar steeds per geval zal beoordelen of matiging gerechtvaardigd is, op basis van de hiervoor genoemde maatstaf.
De kantonrechter merkt nog op dat in beginsel geen matiging kan plaatsvinden als betrokkene de tweede of volgende overtreding heeft begaan nadat hij de beschikking met de boete voor de eerste overtreding al heeft ontvangen. In dat geval is betrokkene namelijk al ‘gewaarschuwd’ dat het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding tot een boete leidt. Ook kan in beginsel geen matiging meer plaatsvinden als betrokkene geen beroep heeft ingesteld tegen een tweede of volgende boete, omdat in dat geval maar één beroep ter beoordeling van de kantonrechter staat.
Daarnaast verdient nog vermelding dat het aan betrokkene is om een beroep op matiging voldoende aannemelijk te maken.
De kantonrechter ziet in onderhavige zaak geen reden voor matiging. Het enkele feit dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding, is onvoldoende grond voor matiging. Andere omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor matiging zijn de kantonrechter niet gebleken. Betrokkene heeft het beroep op matiging ook onvoldoende onderbouwd en is niet op de zitting verschenen om daarover een toelichting te geven. De boet is dan ook terecht opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: