ECLI:NL:RBNHO:2021:12675

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9568026 \ WM VERZ 21-661
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de matiging van boetes opgelegd voor overtredingen van de gesloten verklaring op de locatie De Binding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 januari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd. De zaak betreft een overtreding van de gesloten verklaring in beide richtingen op een weggedeelte dat bestemd is voor bepaalde categorie voertuigen. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 18 januari 2022, waarbij de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig was. De vertegenwoordiger van de officier van justitie handhaafde de beslissing en stelde dat betrokkene zich als weggebruiker bewust moet zijn van de bebording. Betrokkene had meerdere boetes ontvangen, maar de officier van justitie stelde dat dit geen invloed had op de huidige zaak.

De kantonrechter overwoog dat de standaardmatige matiging van boetes, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 21 oktober 2014, niet meer recht doet aan de individuele omstandigheden van elk geval. De kantonrechter concludeerde dat de matiging van 50% voor de tweede en volgende boetes niet meer toegepast kan worden zonder rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de betrokkene. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was voor matiging in deze zaak, omdat betrokkene niet voldoende onderbouwd had waarom matiging gerechtvaardigd zou zijn. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werden geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9568026 \ WM VERZ 21-661
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 28 januari 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
naam : [betrokkene]
gemachtigde : M.J.M. Bergers, Boete.nu te Maastricht.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 januari 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen (met behulp van een digitale verbinding via MS Teams). Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en stelt aanvullend dat betrokkene zich als weggebruiker steeds dient te vergewissen van de aanwezigheid van de bebording. Dat betrokkene meerdere boetes heeft ontvangen doet hier niets aan af, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. De gedraging wordt niet betwist zodat deze vast staat.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat betrokkene meerdere boetes opgelegd heeft gekregen binnen zeer afzienbare tijd. In het onderhavige geval bestaat er, met verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2014:9808), aanleiding de boetes de matigen met 50%, aldus gemachtigde van betrokkene.
In een uitspraak van 21 oktober 2014 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:RBNHO:2014:9808) heeft de kantonrechter geoordeeld dat een opeenstapeling van boetes voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding leidt tot een onevenredig hoog totaalbedrag aan boetes, en dat gelet daarop een matiging van die boetes moet plaatsvinden. Daarbij is overwogen dat de kantonrechter zich kan vinden in een toepassing van matiging zoals destijds door de officier van justitie voorgesteld, te weten dat de eerste boete in stand wordt gelaten en dat vervolgens de tweede en iedere daarop volgende boete wordt gematigd tot 50% van het boetebedrag. Die uitspraak van 21 oktober 2014 wordt sindsdien toegepast in zaken met betrekking tot gevallen waarin twee of meer boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding.
De kantonrechter ziet aanleiding om op de uitspraak van 21 oktober 2014 en de sindsdien toegepaste wijze van matiging terug te komen, omdat is gebleken dat die matiging onvoldoende recht doet aan de relevante omstandigheden van ieder afzonderlijk geval. De standaardmatige wijze van matiging van die uitspraak houdt onder meer geen rekening met de financiële omstandigheden van betrokkene, met de bekendheid van betrokkene met de situatie ter plaatse, met de omstandigheden waaronder de gedraging is begaan, en met het totaal aantal opgelegde boetes en het cumulatieve effect daarvan. Verder weegt daarbij mee dat de officier van justitie geen matiging meer voorstaat of voorstelt, zoals destijds ten tijde van de uitspraak van 21 oktober 2014 nog wel het geval was.
Ook is er reden om op de uitspraak van 21 oktober 2014 terug te komen, omdat uit de rechtspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt dat de grondslag voor matiging moet worden gevonden in artikel 9 lid 2 WAHV, en dat bij de beoordeling daarvan de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden of de omstandigheden waarin betrokkene verkeert, bepalend moeten zijn (zie onder meer de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 februari 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:GHARL:2017:1494). De kantonrechter moet daarbij in het concrete geval de opgelegde boete(s) toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Daarbij past niet (meer) een matiging die in feite standaard wordt toegepast.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter voortaan geen matiging meer zal toepassen op de wijze zoals neergelegd in de uitspraak van 21 oktober 2014, maar steeds per geval zal beoordelen of matiging gerechtvaardigd is, op basis van de hiervoor genoemde maatstaf.
De kantonrechter merkt nog op dat in beginsel geen matiging kan plaatsvinden als betrokkene de tweede of volgende overtreding heeft begaan nadat hij de beschikking met de boete voor de eerste overtreding al heeft ontvangen. In dat geval is betrokkene namelijk al ‘gewaarschuwd’ dat het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding tot een boete leidt. Ook kan in beginsel geen matiging meer plaatsvinden als betrokkene geen beroep heeft ingesteld tegen een tweede of volgende boete, omdat in dat geval maar één beroep ter beoordeling van de kantonrechter staat.
Daarnaast verdient nog vermelding dat het aan betrokkene is om een beroep op matiging voldoende aannemelijk te maken.
De kantonrechter ziet in onderhavige zaak geen reden voor matiging. Het enkele feit dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het overtreden van de geslotenverklaring op de locatie De Binding, is onvoldoende grond voor matiging. Andere omstandigheden die aanleiding kunnen geven voor matiging zijn de kantonrechter niet gebleken. Betrokkene heeft het beroep op matiging ook onvoldoende onderbouwd en is niet op de zitting verschenen om daarover een toelichting te geven. De boet is dan ook terecht opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: