Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.Feiten
‘Hierbij bevestigen wij het gesprek d.d. 15 september 2021 (…) In ons filiaal [locatie] is het vermoeden ontstaan dat jij direct of indirect betrokken bent bij het zonder toestemming wegnemen (en nuttigen) van producten uit de winkel zonder hiervoor te betalen. In bovengenoemd gesprek is aan jou medegedeeld dat je met onmiddellijke ingang tot nader bericht bent geschorst wegens een verdenking van een vergrijp dat een dringende reden tot ontslag als bedoeld in artikel 7:678 Burgerlijk Wetboek zou kunnen zijn, met een maximum van vier weken. Eén en ander conform het bedrijfsreglement dan wel de van toepassing zijnde CAO. Een onderzoek of het vergrijp inderdaad is begaan, zal worden ingesteld door SecMan B.V.. Jouw salarisbetaling is stopgezet. (…) Daarnaast is jou een winkelverbod opgelegd voor filiaal [locatie] en mag jij geen contact opnemen met jouw collega’s gedurende jouw schorsing.
3.Het verzoek
primairwegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten (artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en
subsidiairwegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW), zonder aan [werkneemster] een transitievergoeding toe te kennen.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
het verzoek
(waarmee gelet op de e-mail van Deka van 24 september 2021 kennelijk is bedoeld: 29 september 2021)onrechtmatig is, is daarom niet toewijsbaar.