ECLI:NL:RBNHO:2021:12188
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige zorgregeling tussen lesbische ouders na echtscheiding
In deze zaak hebben twee lesbische ouders, na hun huwelijk, ieder een kind gekregen van een andere donor. Na de echtscheiding zijn de moeders apart gaan wonen, ieder met hun eigen biologische kind, en zijn de onderlinge contacten verbroken. De ene moeder verzoekt om een voorlopige zorgregeling, terwijl de andere moeder vraagt om de zorgregeling in het ouderschapsplan te laten vervallen en eenhoofdig gezag te krijgen over haar eigen kind. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat er geen mogelijkheid is voor een voorlopige zorgregeling. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd over de zorgregeling en het gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gezinsverband is geweest en dat er familierechtelijke betrekkingen zijn, maar dat de zorgregeling sinds juli 2020 is gestopt. De rechtbank heeft het verzoek van de eerste moeder afgewezen, omdat er onvoldoende basis is voor het vaststellen van een voorlopige zorgregeling, mede gezien het advies van de Raad en het ontbreken van draagvlak bij de andere moeder en haar ouders.