ECLI:NL:RBNHO:2021:1165

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
C/15/303920 / HA ZA 20-381
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot oproeping van derden in een civiele procedure met betrekking tot een processueel ondeelbare rechtsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2021 een tussenuitspraak gedaan in een incident dat door Phoenix International Holding B.V. was ingesteld. Phoenix vorderde de oproeping van derden, waaronder Alkaitis International en enkele natuurlijke personen, in een geschil dat voortvloeit uit een term sheet die door Dutch Organics Holding B.V. en Phoenix was overeengekomen. De rechtbank heeft de vordering van Phoenix gedeeltelijk toegewezen, waarbij werd geoordeeld dat de oproeping van TRA-EU en een natuurlijke persoon noodzakelijk was vanwege de processueel ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van Phoenix tot ontbinding van de term sheet niet effectief konden worden beoordeeld zonder deze partijen te betrekken. De rechtbank heeft de oproeping van de overige partijen afgewezen, omdat er geen processueel ondeelbare rechtsverhouding bestond tussen Dutch Organics en deze partijen. De rechtbank heeft de behandeling van de hoofdzaak aangehouden in afwachting van de oproeping van TRA-EU en de andere betrokken partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/303920 / HA ZA 20-381
Vonnis in incident van 3 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH ORGANICS HOLDING B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.A.L. de Jong te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PHOENIX INTERNATIONAL HOLDING B.V.,
gevestigd te Broek op Langedijk,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. W.J.T. Ursem te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Dutch Organics en Phoenix genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 9 september 2020;
  • de conclusie van antwoord van Phoenix, tevens inhoudende reconventionele vordering en akte tot oproeping van derden in het geding ex artikel 118 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv), met producties ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Dutch Organics, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De hoofdzaak

2.1.
Zoals overwogen in het vonnis in incident van 9 september 2020 staat in de hoofdzaak centraal - kort gezegd - de term sheet die Dutch Organics, Phoenix en een aantal andere partijen eind juli 2018 zijn overeengekomen. De term sheet beoogt het opzetten van een nieuwe bedrijfsstructuur van de Alkaitis-groep, waaronder de oprichting van Dr. Alkaitis Asia Holding B.V. (hierna: Alkaitis Asia Holding) en Dr. Alkaitis Facility Management B.V. (hierna: Alkaitis Facility Management). Deze twee vennootschappen zouden zich gaan richten op de verkoop en marketing van Dr. Alkaitis-(huidverzorgings)producten in Azië.
2.2.
De vorderingen van Dutch Organics in de hoofdzaak in conventie zien op nakoming van de term sheet. Dutch Organics stelt dat Phoenix op grond van de term sheet een of meerdere leningen van in totaal € 300.000 aan de Alkaitis-groep dient te verstrekken. Volgens Dutch Organics hebben partijen in de term sheet afgesproken dat de verstrekte lening(en) na oprichting van Alkaitis Asia Holding en Alkaitis Facility Management - in welke vennootschappen Phoenix aandelen zou gaan houden - moet(en) worden ingebracht op het kapitaal van (een van) deze vennootschappen als onderdeel van de totale € 560.000 die Phoenix gehouden is in te brengen. Nu Phoenix de eerste lening van € 125.000 overeenkomstig de term sheet aan Dr. Alkaitis International B.V. (hierna: Alkaitis International) heeft verstrekt, is Phoenix verplicht deze lening in te brengen op de door haar gehouden aandelen in Alkaitis Asia Holding en Alkaitis Facility Management, aldus Dutch Organics.
2.3.
Phoenix voert verweer en concludeert - samengevat – dat Dutch Organics niet ontvankelijk is in haar vorderingen, althans tot het afwijzen ervan met veroordeling van Dutch Organics in de proceskosten. Phoenix betoogt dat haar contractuele wederpartijen tekort zijn geschoten in de nakoming van de term sheet en vordert in reconventie dat de rechtbank de term sheet geheel dan wel gedeeltelijk ontbindt, dan wel wijzigt, althans een beslissing neemt die ertoe leidt dat Phoenix gekweten is van haar vermeende verplichtingen uit de term sheet. Daarnaast vordert Phoenix onder meer terugbetaling van de overeenkomstig de term sheet aan Alkaitis International verstrekte lening van € 125.000.
2.4.
Dutch Organics heeft in de hoofdzaak in reconventie nog niet voor antwoord geconcludeerd.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Phoenix vordert dat haar op de voet van artikel 118 Rv wordt toegestaan om in de hoofdzaak de navolgende personen als (mede)gedaagden in reconventie op te roepen:
Alkaitis International, gevestigd te Den Haag;
de vennootschap naar buitenlands recht TRA-EU INC (hierna: TRA-EU), gevestigd te Miami (Verenigde Staten van Amerika);
de heer [XX] (hierna: [XX] ), wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten van Amerika);
mevrouw [YY] (hierna: [YY] ), wonende te [woonplaats] ;
de heer [ZZ] (hierna: [ZZ] ), wonende te [woonplaats] .
3.2.
Aan deze vordering legt Phoenix hetzelfde ten grondslag als hetgeen zij ten grondslag heeft gelegd aan het eerder door haar gedane verzoek tot het oproepen van derden ex artikel 118 Rv waarop de rechtbank bij vonnis van 9 september 2020 heeft beslist. Phoenix stelt dat de onder 3.1 genoemde personen zodanig bij de materiële rechtsverhouding tussen partijen zijn betrokken, dat zij er belang bij heeft dat haar reconventionele vorderingen mede of alleen tegen deze personen worden toegewezen, althans dat beslissingen die in de hoofdzaak worden genomen ook hen binden. Het betrekken van deze personen in de procedure is - naar de door de Hoge Raad voor de toepassing van artikel 118 Rv ontwikkelde maatstaf - volgens Phoenix voor de beslissing over de rechtsbetrekking in geschil noodzakelijk of zinvol. Daarbij is het vanuit procesmatig oogpunt en omwille van de rechtsbescherming wenselijk dat in één bodemprocedure over de diverse samenhangende vorderingen over en weer wordt geoordeeld, aldus Phoenix.
3.3.
Meer specifiek wijst Phoenix erop dat TRA-EU, [XX], [YY] en [ZZ] contractspartijen zijn bij de term sheet. In het verlengde hiervan stelt Phoenix dat de aan de term sheet te geven uitleg alle contractspartijen raakt. Ten aanzien van de oproeping van Alkaitis International merkt Phoenix op dat het geschil tussen partijen niet alleen betrekking heeft op de term sheet, maar ook op de aan Alkaitis International verstrekte lening.
3.4.
Dutch Organics verzet zich tegen oproeping van de andere personen in deze procedure en voert daartoe - samengevat - aan dat artikel 118 Rv niet bedoeld is om allerhande vorderingen op allerhande partijen in één procedure te kunnen instellen. Zij betoogt dat Phoenix onvoldoende stelt en motiveert waarom deze partijen moeten worden opgeroepen. Daar komt volgens haar bij dat het niet noodzakelijk of zinvol is om de onder 3.1 genoemde personen in de procedure te betrekken. De eventuele ontbinding van de term sheet heeft volgens Dutch Organics voor [ZZ] en [YY] geen (directe) consequenties, omdat de term sheet voor hen geen enkel recht of enkele verplichting inhoudt. Verder voert Dutch Organics aan dat een vordering tot ontbinding van de term sheet tegen alle partijen bij de term sheet net zo goed in een afzonderlijke procedure aan de rechter kan worden voorgelegd. In dat geval bestaat geen risico op tegenstrijdige beslissingen. Toewijzing van de vordering van Dutch Organics in deze procedure tot nakoming staat immers toewijzing van de vordering van Phoenix tot ontbinding in een afzonderlijke procedure niet in de weg. Ten slotte merkt zij op dat het toestaan van de oproeping van TRA-EU en [XX] - beide gevestigd in de Verenigde Staten - zou leiden tot een niet-noodzakelijke belemmering van een voortvarende verdere afhandeling van het geding. Bij Dutch Organics is dan ook de indruk ontstaan dat Phoenix de procedure probeert te vertragen. Een voortvarende beslissing op de vorderingen in conventie is volgens Dutch Organics van belang omdat Alkaitis Asia Holding en Alkaitis International in financieel zwaar weer verkeren en toewijzing van de vorderingen van Dutch Organics essentieel is voor hun voortbestaan.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

oproeping ex artikel 118 Rv

4.1.
De in artikel 118 Rv voorziene mogelijkheid om derden als partij in het geding op te roepen heeft betrekking op gevallen waarin deelname van deze derden aan het geding noodzakelijk of zinvol is (Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de situatie waarin de wet voorschrijft dat een derde in het geding moet of kan worden opgeroepen (Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Wijziging Rv, Wet RO en Fw 1992, p. 19).
4.2.
Daarnaast kan ook uit de aard van de rechtsverhouding in geschil voortvloeien dat deelname van een derde aan het geding noodzakelijk is. Dit doet zich voor bij de zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding. Daarvan is volgens vaste rechtspraak sprake als het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing over een rechtsverhouding in dezelfde zin luidt ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen. Bij de beoordeling of dit het geval is, komt betekenis toe aan de aard en inhoud van de rechtsverhouding en van de vordering, alsmede aan het antwoord op de vraag of een uitspraak zonder de medewerking van en zonder nadeel voor de niet in rechte betrokken partij voldoende effectief kan zijn.
4.3.
In zijn arrest van 10 maart 2017 (ECLI:NL:HR:2017:411) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat iedere partij in een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding in eerste aanleg het recht heeft jegens alle andere bij die rechtsverhouding betrokken partijen een beslissing daaromtrent te vorderen. Dit ongeacht wie de procedure heeft aangespannen en ongeacht tegen wie de bij dagvaarding ingestelde vordering zich richt. Dit heeft onder meer tot gevolg - aldus de Hoge Raad - dat een vordering in reconventie ook kan worden ingesteld tegen een ander dan degene die de vordering in conventie heeft ingesteld. Dit is dus een uitzondering op de in artikel 136 Rv neergelegde regel dat de eis in reconventie slechts kan worden ingesteld tegen de eiser in conventie.
4.4.
Als degene die de beslissing over een processueel ondeelbare rechtsverhouding wil uitlokken nalaat om alle betrokken partijen in het geding op te roepen, dan dient de rechter - naar aanleiding van een daarop gericht verweer dan wel ambtshalve - volgens het arrest van 10 maart 2017 gelegenheid te geven om de niet opgeroepen personen op de voet van artikel 118 Rv te betrekken.
4.5.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat in het onderhavige geschil geen sprake is van een specifieke wetsbepaling die oproeping van de onder 3.1 genoemde personen voorschrijft of mogelijk maakt. De vraag rijst dan of tussen Dutch Organics en de onder 3.1 genoemde personen een processueel ondeelbare rechtsverhouding bestaat die oproeping van die laatste personen in het geding noodzakelijk maakt.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank moet deze vraag ten aanzien van Alkaitis International, [YY] en [ZZ] ontkennend worden beantwoord. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de vordering van Phoenix in reconventie tot terugbetaling van een bedrag van € 125.000 haar grondslag vindt in de leningsovereenkomst tussen Phoenix en Alkaitis International. Dutch Organics is geen partij bij deze overeenkomst, waardoor van een processueel ondeelbare rechtsverhouding tussen haar en Alkaitis International geen sprake kan zijn. Daarnaast is Alkaitis International geen partij bij de term sheet. Ook op die grond is Alkaitis International daarom niet betrokken bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding met Dutch Organics. Met betrekking tot [YY] en [ZZ] geldt daarnaast dat zij in de term sheet weliswaar als contractspartij worden aangeduid, maar dat zij daarin geen rechten of verplichtingen krijgen toebedeeld. Toe- of afwijzing van de vorderingen van Phoenix die zien op de term sheet zal daarom voor hen geen rechtsgevolgen hebben. Een uitspraak waarbij de vorderingen van Phoenix worden toegewezen kan ook geëffectueerd worden zonder de medewerking van en zonder nadeel voor [YY] en [ZZ] . Ook [YY] en [ZZ] zijn daarom niet betrokken bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding op grond van de term sheet.
4.7.
Phoenix heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat oproeping van Alkaitis International, [YY] en [ZZ] anderszins noodzakelijk of zinvol zou zijn. De enkele stelling dat het vanuit procesmatig oogpunt en omwille van de rechtsbescherming wenselijk is dat één rechter beslist over de vorderingen die betrekking hebben op de term sheet, is op zichzelf onvoldoende om tot dit oordeel te komen. In dit verband kan daarom geen uitzondering worden aanvaard op de regel dat een vordering in reconventie alleen kan worden ingesteld tegen de eisende partij. Dit betekent dat de incidentele vordering van Phoenix zal worden afgewezen voor zover die ziet op de oproeping van Alkaitis International, [YY] en [ZZ] .
4.8.
Ten aanzien van TRA-EU en [XX] komt de rechtbank wel tot het oordeel dat zij op grond van de term sheet zijn betrokken bij een processueel ondeelbare rechtsverhouding met Dutch Organics en dat de oproeping van die personen in het geding daarom noodzakelijk is. In de term sheet - waarvan Phoenix de (partiële) ontbinding verlangt - staan TRA-EU en [XX] niet alleen vermeld als partij, maar worden aan TRA-EU en [XX] ook verschillende rechten en verplichtingen toebedeeld. Deze rechten en verplichtingen zijn zodanig vervlochten met die van Dutch Organics, dat een uitspraak die betrekking heeft op de term sheet mogelijk niet geëffectueerd kan worden zonder de medewerking van TRA-EU en [XX] . Bij het uitspreken van de (partiële) ontbinding van de term sheet zouden er immers ook op TRA-EU en [XX] ongedaanmakingsverbintenissen komen te rusten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing op de vorderingen van Phoenix ten aanzien van Dutch Organics, TRA-EU en [XX] in dezelfde zin luidt en hen allen bindt. Dit brengt mee dat TRA-EU en [XX] als partijen in de procedure moeten worden betrokken.
4.9.
Het door Dutch Organics aangevoerde maakt dit niet anders. Anders dan in het verweer van Dutch Organics besloten ligt, gaat het niet om de vraag of Phoenix haar vordering tot ontbinding van de term sheet tegen alle betrokken partijen ook in een afzonderlijke procedure aan de rechter kan voorleggen, maar of het noodzakelijk is dat in de in deze procedure al ingestelde reconventionele vordering van Phoenix tot ontbinding van de term sheet ook TRA-EU en [XX] als partijen bij het geding (in reconventie) worden betrokken. Die vraag heeft de rechtbank in het voorgaande bevestigend beantwoord.
Evenmin slaagt het verweer dat het toestaan van de oproeping van TRA-EU en [XX] een niet-noodzakelijke belemmering vormt voor een voortvarende verdere afhandeling van het geding. De vertraging van de procedure die de oproeping van de derden meebrengt, is in dit geval noodzakelijk, zoals volgt uit hetgeen in het voorgaande is overwogen. Daarnaast doen de gestelde financiële problemen van Alkaitis Asia Holding en Alkaitis International geen afbreuk aan de noodzaak dat aan een uitspraak op de vordering van Phoenix tot ontbinding van de term sheet naast Dutch Organics ook TRA-EU en [XX] gebonden zijn.
4.10.
Op grond van het bovenstaande is de vordering toewijsbaar voor zover die ziet op de oproeping van TRA-EU en [XX] en als nader in het dictum vermeld.
4.11.
De oproeping op de voet van artikel 118 Rv dient te geschieden binnen twee weken na heden. Daarbij dient aan TRA-EU en [XX] een uiterste datum voor verschijning te worden aangezegd. De rechtbank zal deze datum overeenkomstig artikel 115 lid 2 Rv bepalen op drie maanden na heden.
proceskosten
4.12.
Uit het vorenstaande volgt dat niet is gebleken dat het incident door Phoenix nodeloos is opgeworpen en Dutch Organics om die reden in de proceskosten dient te worden veroordeeld. De rechtbank zal dit verweer van Dutch Organics daarom passeren. Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van de procedure worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
In zijn conclusie van antwoord in het incident ex artikel 118 Rv verzoekt Dutch Organics de rechtbank om, in het geval dat het oproepen van (een deel van) de onder 3.1 genoemde personen wordt toegestaan, de behandeling van de hoofdzaak in conventie niet aan te houden in afwachting van de oproeping van deze partijen in reconventie, maar om de behandeling daarvan onverkort voort te zetten. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek tot splitsing van de behandeling in conventie en in reconventie op de voet van artikel 138 lid 1 Rv. Dit artikel bepaalt dat de zaken in conventie en in reconventie tegelijk worden voldongen en bij een en hetzelfde eindvonnis worden beslist, tenzij de rechter van oordeel is dat de zaak in conventie of die in reconventie vroeger kan worden afgedaan. De rechtbank ziet op dit moment evenwel geen ruimte om af te wijken van het uitgangspunt dat de zaken in conventie en in reconventie gelijktijdig worden behandeld. Daarvoor bestaat een te sterke samenhang tussen de conventionele en de reconventionele vorderingen. De eerste zien op nakoming van de term sheet, de tweede op de ontbinding daarvan. Het op de voet van artikel 138 lid 1 Rv gedane verzoek van Dutch Organics zal daarom worden afgewezen.
5.2.
De behandeling van de hoofdzaak zal worden aangehouden in afwachting van de oproeping en verschijning van TRA-EU en [XX].

6.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
geeft Phoenix de gelegenheid om binnen twee weken na heden de conclusie van antwoord tevens inhoudende reconventionele vordering en dit vonnis te betekenen aan TRA-EU en [XX], en hen op te roepen om uiterlijk 12 mei 2021, niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat, in deze procedure te verschijnen,
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3.
compenseert de kosten van het incident, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken door mr. M. Flipse, rolrechter, op 3 februari 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MR