ECLI:NL:RBNHO:2021:10306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
15/130139-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 15-jarige verdachte voor poging tot moord met een machete op een leeftijdsgenoot

Op 15 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland een 15-jarige verdachte veroordeeld voor poging tot moord op een leeftijdsgenoot. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 mei 2021, waarbij de verdachte het slachtoffer met een machete aanviel, wat resulteerde in ernstig letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde met voorbedachten rade, aangezien hij voorafgaand aan de aanval dreigende berichten had verstuurd en zich had voorbereid door een machete te bemachtigen. De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 11 maanden, waarvan 4,5 maand voorwaardelijk, met strenge voorwaarden zoals huisarrest, elektronisch toezicht, en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 10.240,- aan het slachtoffer te betalen, ter compensatie van zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die blijvende gevolgen ondervindt van de aanval. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in Alkmaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/130139-21
Uitspraakdatum: 15 november 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 1 november 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Brugman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Akkas, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Hoofddorp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven, meermalen met een (kap)mes/machete, althans met een lang scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of hakkende en/of slaande en/of zwaaiende bewegingen
heeft gemaakt in de richting van het hoofd en het bovenlichaam van voornoemde [benadeelde partij]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Hoofddorp aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere afgehakte/afgeslagen vingers, heeft toegebracht door meermalen met een (kap)mes/machete, althans met een lang scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of hakkende en/of slaande en/of zwaaiende bewegingen te maken in de richting van het hoofd en/of het bovenlichaam van voornoemde [benadeelde partij] en/of vervolgens (toen [benadeelde partij] zijn hoofd en/of lichaam trachtte te beschermen) één of meerdere vingers van de hand van die [benadeelde partij] af te hakken/slaan/snijden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, te weten een poging tot moord, omdat op grond van de bewijsmiddelen uit het dossier vastgesteld kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade en met opzet op de dood van aangever.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte stekende en hakkende bewegingen heeft gemaakt met een machete richting de aangever, waarbij aangever ook is geraakt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van de aangever en dat zeker geen sprake is geweest van voorbedachten rade. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte in de veronderstelling was dat hij door aangever werd aangevallen. Verdachte heeft gehandeld onder invloed van een hevige gemoedsbeweging, waarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden. Dit kan verdachte vanwege alle feiten en omstandigheden, waaronder de eerder geuite bedreigingen door aangever, niet verweten worden. Verdachte was doodsbang voor aangever en vreesde dat aangever hem iets zou aandoen. Nu in deze casus sprake is van putatief noodweerexces, heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3.
Bewijsoverweging
Voorbedachten rade en opzet
Verdachte wordt primair verweten dat hij opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd aangever van het leven te beroven. Van opzettelijk handelen is (in de lichtste vorm) sprake indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden (voorwaardelijk opzet).
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2012:BR2342), HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2013:963), HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2014:2761)).
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting en de gedingstukken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en aangever hebben de dag voorafgaand aan het ten laste gelegde afgesproken elkaar de volgende dag te treffen bij de school van de aangever. Verdachte en aangever hadden die avond ruzie met elkaar en daagden elkaar uit. Verdachte heeft in een groepschat, waar beiden aan deelnamen, dreigende uitlatingen gedaan met betrekking tot de voorgenomen afspraak (“ [benadeelde partij] zeg je ouders maar gedag morgen sta ik voor je school”). In de SnapChat-communicatie tussen verdachte en getuige [getuige] diezelfde avond zegt verdachte meerdere malen dat hij aangever dood gaat maken. Ook staat vast dat verdachte na het maken van de afspraak meerdere mensen via SnapChat heeft benaderd met het doel een machete te bemachtigen. De volgende ochtend zegt verdachte via SnapChat nogmaals tegen getuige [getuige] de aangever ‘te gaan leren’. Verdachte is vervolgens in de middag naar de school van aangever gegaan, waarbij hij de beschikking had over een machete. Blijkens de camerabeelden van de school is verdachte, na daar te zijn aangekomen, vrijwel direct nadat hij aangever zag op hem afgerend, met de machete recht voor zich uit en heeft hij aangever, die zich op geen enkele wijze aanvallend of dreigend gedroeg, direct met de machete aangevallen door van zeer dichtbij en met kracht stekende en hakkende bewegingen te maken richting het hoofd, het bovenlichaam en de benen van aangever. Aangever is daarbij ernstig gewond geraakt aan zijn linkerhand (waarmee hij de slagen afweerde) en dijbeen. Op de beelden is te zien dat verdachte aangever bij de eerste keren slaan al raakt en desalniettemin zijn aanval voortzet. Verdachte heeft acht keer met de machete uitgehaald naar aangever en hem daarbij enkele keren daadwerkelijk geraakt.
De algemene ervaring leert dat messteken -met name van dergelijke grote machetes van circa 50 centimeter- gericht op het hoofd en het bovenlichaam van een persoon een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel in het leven roepen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders zijn dan dat verdachte met zijn gedragingen de kans op een dodelijk gevolg bewust heeft aanvaard en dus op zijn minst voorwaardelijk opzet op de dood van aangever heeft gehad.
De rechtbank komt op grond van wat vooraf ging aan het delict en de wijze van handelen van verdachte bij de uitvoering tot het oordeel dat er bij verdachte geen sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling maar van een al de dag daarvoor voorgenomen plan om tot een gewelddadig treffen met aangever te komen, dat uitgevoerd moest worden. Het gedrag van aangever, die zich niet aanvallend of bedreigend opstelde op het moment zelf, heeft het voornemen van verdachte niet meer kunnen veranderen. Verdachte stormde met de machete op aangever af en heeft met hakkende en zwaaiende bewegingen met de machete aangever zeer ernstig verwond. Verdachte heeft vanaf het maken van de afspraak met aangever voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden of om op andere gedachten te komen dan aangever fysiek aan te vallen met een machete. Verdachte heeft dat echter niet gedaan en heeft zijn plan uitgevoerd.
Dat verdachte zoals hij heeft verklaard ter zitting, enkel de intentie had om aangever bang te maken is onverenigbaar met het feit dat verdachte direct slaande en hakkende bewegingen is gaan maken en daarbij zo dichtbij aangever stond dat hij hem wel moest raken en vervolgens, ook toen hij aangever direct al raakte, daarmee is doorgegaan en uiteindelijk tot acht keer toe met de machete heeft geslagen. Ook de uitlatingen die verdachte voorafgaand aan het delict heeft geuit weerspreken zijn verklaring dat hij aangever slechts bang wilde maken.
Alles afwegende staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en acht de rechtbank geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht de primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 mei 2021 te Hoofddorp ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen met een machete, hakkende en slaande en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd en het bovenlichaam van voornoemde [benadeelde partij] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 11 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaar.
Daarbij heeft zij gevorderd de algemene en bijzondere voorwaarden op te leggen zoals de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) in haar rapport en aanvullend ter zitting heeft geadviseerd en daarbij gevorderd dat de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v jo. 77we lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangever [benadeelde partij] en een gebiedsverbod zoals omschreven in het raadsrapport, voor de duur van twee jaren, met dien verstande dat iedere keer dat verdachte het contact- of locatieverbod overtreedt, een jeugddetentie wordt opgelegd voor de duur van veertien dagen (met een maximum van drie maanden).
Daarnaast heeft de officier van justitie een leerstraf gevorderd voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, te weten de leerstraf Tools4U regulier.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf. Wel heeft de raadsvrouw aangevoerd bij een eventuele bewezenverklaring geen gebiedsverbod aan verdachte op te leggen, nu het zijn directe woonomgeving betreft en daardoor een te grote inbreuk op de bewegingsvrijheid van verdachte wordt gemaakt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 17 mei 2021 opzettelijk en met voorbedachten rade geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven door met een machete achtmaal stekende, slaande en hakkende bewegingen te maken in de richting van het hoofd, lichaam en been, waarbij het slachtoffer is geraakt aan zijn hand en been. Door het handelen van verdachte is de linkerduim van het slachtoffer bijna afgesneden en was een operatie nodig om dit te herstellen. Ook is een deel van de wijsvinger van het slachtoffer af gesneden. De hand van het slachtoffer is op meerdere plekken gehecht en omdat hij nog steeds pijn en beperkingen heeft is mogelijk in de toekomst weer een operatie nodig aan zijn linkerhand.
Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat een gebeurtenis zoals deze voor het slachtoffer vaak ook vergaande en langdurige nadelige psychische gevolgen heeft. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de gegeven toelichting op de vordering door zijn raadsvrouw mr. Korfker blijkt dat daar bij hem ook sprake van is. Het slachtoffer is angstig geweest, mist een deel van zijn wijsvinger en heeft een groot ontsierend litteken aan zijn linkerhand. Hij wordt dagelijks met deze gevolgen geconfronteerd, zo ook in sociale situaties. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Door zijn handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, dat heel anders had kunnen aflopen voor het slachtoffer. Verder veroorzaakt het feit, zeker nu dit op klaarlichte dag op de parkeerplaats van een schoolplein heeft plaatsgevonden, ook in de samenleving in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarbij zijn meerdere jongeren, waaronder bekenden van het slachtoffer, van heel dichtbij getuige geweest van dit schokkende incident en hebben zij het gewonde slachtoffer opgevangen na het voorval. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende stukken:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte een first offender is.
- over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, van 6 augustus 2021;
In de Pro Justitia rapportage komt onder meer naar voren dat geen sprake is van een stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat het feit hem volledig kan worden toegerekend. Omdat verdachte first offender is en geen stoornis heeft, kan er geen betrouwbare inschatting gemaakt kan worden van de kans op recidive op basis van risicotaxatie instrumenten. Risicofactoren die bij verdachte voor toekomstig gewelddadig gedrag aangewezen kunnen worden zijn een deviante vriendengroep, verdachte’s neiging om niet om steun te vragen in een dreigende situatie en zijn sociale wenselijke opstelling, waardoor er mogelijk onvoldoende zicht is op eventuele problemen en conflicten met zijn omgeving. Er is een redelijk groot aantal beschermende factoren bij verdachte. Gezien zijn positieve opvoedomgeving en de beschermende factoren wordt de kans op recidive
laagtot
matiggeacht.
Ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd om een leerstraf in te zetten gericht op het vergroten van zijn coping vaardigheden (steun vragen aan anderen, zich kwetsbaar durven opstellen). Ook kan overwogen worden om verdachte te ondersteunen bij het opbouwen van een gestructureerde, sociale vrijetijdsbesteding. Toezicht door de jeugdreclassering lijkt essentieel om zicht te kunnen houden op schoolgang, vrijetijdsbesteding en vriendenkeuze.
Bovenstaande interventie kan worden ingezet in het kader van een leerstraf bij een jeugdreclasseringsmaatregel.
De rechtbank neemt het advies ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt die tot de hare.
- de over verdachte uitgebrachte rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 oktober 2021, uitgebracht door [naam] .
De Raad adviseert om verdachte bij een veroordeling een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen (onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest), onder de algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering, te weten de Jeugd- en Gezinsbescherming te Haarlem (hierna ook: de J&G), ook indien deze aanwijzingen inhouden dat hij zich onder begeleiding van een bepaalde organisatie zal stellen, zoals de Hoofdtrainer (jongerencoaching) of een soortgelijke organisatie;
- huisarrest heeft zolang de J&G dit noodzakelijk acht. Verdachte is alleen met geldige redenen buiten, zoals school en afspraken in het kader van zijn reclassering. In overleg met de J&G kunnen er afspraken gemaakt worden over aanvullende geldige redenen, zoals een bijbaan, sport en familiebezoek;
- zich houdt aan het gebiedsverbod zoals in het raadsrapport is opgenomen;
- zich houdt aan een contactverbod met de aangever;
- zich ter controle van het gebiedsverbod en huisarrest onder elektronische controle stelt van de J&G.
De Raad adviseert om verdachte drie maanden onder elektronische toezicht te stellen. Na deze drie maanden kan eventueel een avondklok worden ingevoerd, indien en zolang de J&G dat nodig acht.
Ter terechtzitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voornoemd advies gehandhaafd en toegelicht dat ook een werkstraf is overwogen, maar dat verdachte al een flink aantal voorwaarden heeft waaraan hij moet voldoen en dat investeren in een veilige terugkeer in de samenleving belangrijker is. Daarnaast heeft zij de bijzondere voorwaarde ‘meewerken aan een passende dagbesteding’ toegevoegd aan het advies. De leerstraf Tools4U regulier kan verdachte de handvatten en alternatieve oplossingsstrategieën bieden die hij nodig heeft.
Tot slot is geadviseerd de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
[vertegenwoordiger van de GI] heeft ter zitting -namens de J&G- aangegeven, dat afgelopen donderdag een MDO heeft plaatsgevonden over de aanmelding op een school voor verdachte. Naar verwachting zal hij kunnen starten op het [college] in [plaats] . Verdachte is open en actief geweest in het kennismakingsgesprek met de jeugdreclasseerder. Zij staat achter het advies van de Raad met betrekking tot de strafoplegging.
Met betrekking tot de strafoplegging overweegt de rechtbank verder nog het volgende.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke straf op zijn plaats is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gekeken naar de straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op alle omstandigheden is in beginsel een jeugddetentie van geruime duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om 330 dagen jeugddetentie op te leggen met aftrek van het voorarrest, waarvan 140 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals de Raad heeft geadviseerd en aangevuld ter zitting.
Bij het bepalen van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank in het bijzonder de jeugdige leeftijd van verdachte (14 jaar tijdens het feit) in aanmerking genomen dat hij first offender is en de duur van de voorlopige hechtenis. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich aan veel en strenge bijzondere voorwaarden dient te houden, waaronder het meewerken aan begeleiding, dagbesteding, een gebiedsverbod, een contactverbod en huisarrest voor de duur van zes maanden, alsmede Elektronische Toezicht voor de duur van drie maanden. Tot slot acht de rechtbank verplicht contact met de jeugdreclassering noodzakelijk. De bijzondere voorwaarden zullen blijven gelden zolang de J&G dat in overleg met de officier van justitie noodzakelijk acht.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de bijzondere voorwaarde huisarrest tevens een avondklok op te leggen, nu oplegging van huisarrest strikter en veelomvattender is.
Omdat de rechtbank het van belang vindt dat verdachte meer handvatten en oplossingsstrategieën krijgt aangeboden, is ook een leerstraf, Tools4U regulier, voor de duur van 20 uren, op zijn plaats.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat als maatregel dient te worden opgelegd dat verdachte voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in het gebied in Hoofddorp zoals aangeduid in de bijlage bij dit vonnis. Daarnaast zal als maatregel een contactverbod met het slachtoffer [benadeelde partij] worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
De rechtbank ziet met de officier van justitie aanleiding tot oplegging van dit gebiedsverbod als aparte maatregel. De rechtbank heeft hierbij laten meewegen dat het een zeer ernstig delict betreft en dat het slachtoffer en zijn familie nadrukkelijk hebben aangegeven hier prijs op te stellen. Ook acht de rechtbank in dit kader van belang dat uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat het verhaal rondom het delict en de redenen van handelen van verdachte nog steeds niet helemaal helder zijn en dat de houding van verdachte en dus het herhalingsgevaar moeilijk in te schatten blijft. Daar komt bij dat bij een overtreding van het contact- of gebiedsverbod niet direct de tenuitvoerlegging aan de orde hoeft te zijn, maar dat dit eerst via een aparte procedure wordt beoordeeld.
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat tegenover iedere overtreding van het contact- en gebiedsverbod, drie dagen jeugddetentie zal staan met een maximum van drie maanden, wat als passender wordt beoordeeld dan de gevorderde veertien dagen. Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op. Ook deze aparte maatregelen worden dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden en toezicht
Gelet op de omstandigheid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een poging tot moord, en gelet op het feit dat er zorgen bestaan omtrent verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden (alsook ten aanzien van het apart op te leggen gebiedsverbod en contactverbod) het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Verbeurdverklaring

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Hoes van een machete (omschrijving: G1261703, zwart), dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan.

8.Vorderingen benadeelde partij

8.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij]
Mr. L.A. Korfker heeft namens de benadeelde partij [benadeelde partij] een vordering tot schadevergoeding van € 10.240,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade ten bedrage van € 240,- betreft:
- trainingspak ad € 200,-
- bodywarmer ad € 40,-
Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag gevorderd van € 10.000,- wegens immateriële schade. Ter onderbouwing is onder meer aangevoerd dat de benadeelde partij door het toegepaste geweld pijn heeft ondervonden en blijvend letsel heeft opgelopen aan zijn linkerhand. Van de wijsvinger van het slachtoffer is een flink stuk afgesneden. Het slachtoffer zal een nieuwe operatie moeten ondergaan voor zijn wijsvinger, omdat het bot nu te oppervlakkig onder zijn huid zit met als gevolg dat hij pijn heeft als zijn vinger ergens tegenaan komt. De duim van het slachtoffer is bijna geamputeerd en lange tijd was onduidelijk of het slachtoffer zijn duim kon behouden, maar de duim is inmiddels geheeld.
Naast het fysieke letsel heeft het slachtoffer ook psychisch en emotioneel veel te lijden gehad door het ten laste gelegde. Zo heeft hij veel last van nachtmerries en heeft hij last van woede, frustratie en verdriet. Het slachtoffer heeft hulp gehad via maatschappelijk werk om de gevolgen te kunnen verwerken.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de gevraagde materiële en immateriële schade geheel toe te wijzen nu deze voldoende is onderbouwd. De officier van justitie heeft gevorderd om de schade te vermeerderen met de wettelijke rente en hieraan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden.
8.3.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak c.q. ontslag van alle rechtsvervolging.
Subsidiair acht de raadsvrouw de gevorderde materiële en immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om bij het eventueel vaststellen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding rekening te houden met het eigen handelen van de benadeelde partij en het feit dat hij verdachte meermalen zou hebben bedreigd voorafgaand aan het ten laste gelegde. Zij verzoekt daarom de immateriële schadevergoeding aanzienlijk te matigen.
8.4.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de onderbouwing van de gestelde materiële en immateriële schade, is de rechtbank van oordeel dat deze schade van in totaal € 10.240,- geheel voor toewijzing in aanmerking komt en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Deze posten zijn voldoende onderbouwd en dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank acht aannemelijk dat de kledingstukken onder het bloed zijn gekomen en dus niet meer bruikbaar zijn. De gevorderde bedragen acht de rechtbank billijk, ook zonder een overgelegde factuur.
Ook komt de rechtbank een vergoeding van immateriële schade billijk voor. Bij de begroting van deze schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de levenslange ontsiering die het slachtoffer als gevolg van het steekincident heeft opgelopen, waarbij zijn linkerduim bijna is geamputeerd en een stuk van zijn wijsvinger tot op het bot is verwijderd. Daar komt bij dat het slachtoffer in de toekomst vermoedelijk weer geopereerd moet worden aan zijn hand. Daarnaast heeft het slachtoffer een diepe snee in zijn dijbeen opgelopen die gehecht moest worden. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat dit een zeer nare en traumatiserende ervaring is geweest voor het slachtoffer, die hieraan gevoelens van angst en onveiligheid heeft overgehouden. Op de ter zitting bekeken camerabeelden is ook te zien dat het ging om een onverhoedse en heftige aanval met een groot wapen waardoor het slachtoffer erg bang moet zijn geweest voor verdachte.
De rechtbank is, mede gezien wat blijkens de jurisprudentie in soortgelijke zaken wordt toegewezen, van oordeel dat een bedrag van € 10.000,- billijk is.
De rechtbank stelt het totaalbedrag van de geleden schade van de benadeelde partij daarom vast op het gevorderde bedrag van € 10.240,- (bestaande uit € 240,- aan materiële schade en
€ 10.000,- aan immateriële schade) en zal dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes primair bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: poging tot moord) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36f, 38v, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77we, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
driehonderd en dertig(
330) dagenjeugddetentie.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
honderd en veertig (140)dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling de Jeugd & Gezinsbeschermers te Haarlem, ook indien deze aanwijzingen inhouden dat hij zich onder begeleiding van de Hoofdtrainer of een vergelijkbare organisatie zal stellen;
- huisarrest heeft zolang de Jeugd & Gezinsbeschermers te Haarlem dit noodzakelijk acht, met een maximum van zes maanden. Veroordeelde is alleen met een geldige reden buiten, zoals school en afspraken in het kader van zijn reclassering. In overleg met de Jeugd & Gezinsbeschermers te Haarlem kunnen er afspraken gemaakt worden over aanvullende geldige redenen, zoals een bijbaan, sport, familiebezoek;
- meewerkt aan Elektronisch Controle voor de duur van maximaal drie maanden;
- meewerkt aan het krijgen en houden van een passende dagbesteding;
welke bijzondere voorwaarden blijven gelden zolang de Jeugd & Gezinsbeschermers te Haarlem dat in overleg met de officier van justitie noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de Jeugd & Gezinsbeschermers te Haarlem tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie noodzakelijk acht.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, in de vorm van een leerstraf, te weten een Tools4U regulier, aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
(10) dagen jeugddetentie.
Verklaart verbeurd:
1 STK Hoes van een machete (omschrijving: G1261703, zwart).
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in het gebied zoals omschreven in de bijlage, gehecht aan dit vonnis.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] .
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval het gebiedsverbod of contactverbod wordt overtreden. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt drie dagen voor iedere overtreding van een maatregel.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op.
Beveelt dat de maatregelen gebiedsverbod en contactverbod, gelet op artikel 77we, tweede lid, in verbinding met artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade, tot een bedrag van € 10.240,- bestaande uit € 240,- voor de materiële en
€ 10.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.240,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Drenth, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechter, en mr. C. Maat, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Nourozi Oranje, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2021.
Mr. C. Maat is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.