Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [opposante] B.V. tegen een eerdere uitspraak waarbij het beroep van opposante niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had eerder op 6 september 2021 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat opposante niet tijdig bewijs had geleverd van de bevoegdheid van haar bestuurder om beroep in te stellen. Opposante stelde verzet in tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank overwoog dat zij in de eerdere uitspraak terecht had geoordeeld dat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond, en dat de bestuursrechter bevoegd was om schriftelijk bewijs te verlangen van de bevoegdheid van de procespartij. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat opposante niet tijdig de gevraagde stukken had overgelegd en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.