ECLI:NL:HR:2023:1541

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
21/05321
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Noord-Holland inzake belastingkwestie belanghebbende

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij de belanghebbende in beroep ging tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 11 november 2021, met nummer HAA 21/2226 V. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. de Kok en G.J. van Slooten, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 6 september 2021. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], diende een verweerschrift in.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/05321
Datum10 november 2023
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 11 november 2021, nr. HAA 21/2226 V, [1] op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 6 september 2021.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. de Kok en G.J. van Slooten, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023.