ECLI:NL:RBNHO:2021:10080

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
9295314
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werknemer

In deze zaak verzoekt Kite Pharma EU B.V. de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer [werknemer] op grond van ernstig verwijtbaar handelen. De werkgever stelt dat de werknemer, ondanks eerdere waarschuwingen, een collega onder druk heeft gezet om hem te helpen bij een noodzakelijke training, wat in strijd is met de integriteitseisen binnen de farmaceutische sector. De werknemer betwist de beschuldigingen en stelt dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de verweten gedragingen. De kantonrechter oordeelt dat de verweten gedragingen nog onvoldoende vaststaan en geeft de werkgever de gelegenheid om nader bewijs te leveren. De zaak is complex, met meerdere incidenten en getuigenverklaringen die de context van de beschuldigingen schetsen. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan en stelt een termijn voor bewijslevering vast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 9295314 \ AO VERZ 21-66
Uitspraakdatum: 21 september 2021
Tussenbeschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Kite Pharma EU B.V.
gevestigd te Hoofddorp
verzoekende partij
verder te noemen: Kite
gemachtigde: mr. M. Ruijssenaars en mr. M. van Eck
tegen
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. J.W. Ebbink
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak (primair) om de vraag of de arbeidsovereenkomst met de werknemer moet worden ontbonden wegens (ernstig) verwijtbaar gedrag van de werknemer. Dit gedrag bestaat er volgens de werkgeefster uit dat de werknemer, die al twee keer was gewaarschuwd voor overtreding van veiligheidsregels, een collega heeft benaderd en onder druk heeft gezet om hem op ontoelaatbare wijze te helpen een (voor zijn werk noodzakelijke) training te halen. Volgens de collega heeft de werknemer geprobeerd haar hiertoe te bewegen door te suggereren dat hij in ruil voor hulp een door haar gemaakte fout zou weglaten uit een rapport. De werknemer heeft de verweten gedragingen betwist en wijst erop dat de werkgeefster haar standpunt enkel heeft onderbouwd met een verklaring van de collega die pas geruime tijd na het vermeende incident is opgesteld. De kantonrechter vindt dat de verweten gedragingen nog onvoldoende vaststaan en stelt de werkgeefster in de gelegenheid hiervoor nader bewijs te leveren.

1.Het procesverloop

1.1.
Kite heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 30 augustus 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en hebben vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Kite en [werknemer] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben Kite en [werknemer] bij brieven van 24 respectievelijk 25 augustus 2021 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[werknemer] , geboren [datum] 1098, is sinds 1 december 2018 in dienst bij Kite. De functie van [werknemer] is Cell Therapy Specialist II (hierna: CTS) met een salaris van € 3.825,00 bruto.
2.2.
Kite is een farmaceutisch bedrijf dat zich bezig houdt met het ontwikkelen en produceren van geïndividualiseerde celtherapieën tegen kanker zoals de CAR T-celtherapie. Bij deze therapie worden specifieke afweercellen uit het bloed van de patiënt geïsoleerd en opnieuw geprogrammeerd, zodat zij na terugplaatsing bij de patiënt de kankercellen (tumor) herkennen en opruimen. Deze therapie wordt sinds mei 2020 op patiënten toegepast.
2.3.
In de functie van CTS II is [werknemer] verantwoordelijk voor de celbewerking en celuitbreiding in een strikt gereguleerde aseptische omgeving. De CTS bewerkt het bloed van de patiënt in een zogenoemde ‘cleanroom’ volgens strikte regels (Good Manufacturing Practice, hierna: GMP) en standaard operationele procedures (SOP’s). De CTS II heeft daarnaast de taak en verantwoordelijkheid de juiste registratie van processtappen in documentatie en logboeken te controleren en ‘opvolging te geven aan eventuele afwijkingen (‘deviations’) in het proces’.
2.4.
In een brief van 24 april 2020 heeft Kite [werknemer] een officiële waarschuwing gegeven voor een gebeurtenis op 1 april 2020 (hierna: het Eerste incident). Volgens Kite had [werknemer] die dag het Biosafety Cabinet verlaten zonder daarbij de geldende (GMP) veiligheidsprocedures te volgen, nadat hij in het cabinet een discussie had gehad met de ‘verifier’ van die dag ( [de verifier] ) over feedback van [de verifier] , waar [werknemer] het niet mee eens was.
2.5.
In een brief van 4 mei 2020 heeft [werknemer] bezwaar gemaakt tegen deze officiële waarschuwing. [werknemer] heeft daarbij aangegeven dat niet hij maar [de verifier] schuld heeft aan de ontstane situatie, omdat (samengevat): i) [de verifier] aan [werknemer] een instructie heeft gegeven die onuitvoerbaar en in strijd met geldende procedures/regels was, ii) [de verifier] de bezwaren van [werknemer] heeft genegeerd en (in strijd met zijn taak) niet heeft geëscaleerd naar de leidinggevende en iii) [de verifier] zich nors, verbaal agressief, star en oncoöperatief heeft opgesteld.
2.6.
In een brief van 14 mei 2020 heeft Kite laten weten dat de bezwaren van [werknemer] geen aanleiding voor haar zijn om de waarschuwing in te trekken.
2.7.
Van juni tot 10 september 2020 heeft [werknemer] - onder protest, maar met succes - een Performance Improvement Plan (hierna: PIP) doorlopen, gericht op verbetering van het volgende : ‘
Not open to receive feedback, no timely escalation to Team Lead, not following procedure’.
2.8.
Op 29 oktober 2020 heeft een Technical Trainer ( [technical trainer 1] ) bij Kite gemeld dat [werknemer] die dag tijdens zijn werk in het Biosafety Cabinet meerdere GMP-regels heeft geschonden door de handen achter zijn hoofd te vouwen, zijn werkkleding met zijn handschoenen aan te raken, rond te lopen zonder de handen boven taillehoogte te houden en het Biosafety Cabinet op een onjuiste manier schoon te maken (hierna: het Tweede incident).
2.9.
Van de activiteiten in het Biosafety Cabinet worden camera opnames gemaakt, die een beperkte periode worden bewaard. [senior technical trainer] , senior Technical Trainer (hierna: [senior technical trainer] ), heeft naar aanleiding van de melding over [werknemer] de camerabeelden bekeken en in een e-mail van 30 oktober 2020 aan [manager manufacturing] , manager Manufacturing, bevestigd dat daarop te zien is dat [werknemer] de gemelde overtredingen heeft begaan.
2.10.
In een brief van 7 december 2020 heeft Kite [werknemer] naar aanleiding van het Tweede incident een laatste officiële waarschuwing gegeven en erop gewezen dat een volgende regelovertreding tot ontslag zal leiden. Verder is bevestigd dat het certificaat (hierna: het Certificaat) dat [werknemer] nodig heeft om in het Biosafety Cabinet te mogen werken, per 30 oktober 2020 is ingetrokken en dat een nieuwe training moet worden gevolgd om het Certificaat opnieuw te verkrijgen.
2.11.
In een brief van 18 december 2020 heeft [werknemer] bij Kite bezwaar gemaakt tegen de brief van 7 december 2020 en verzocht om de waarschuwing en de intrekking van zijn Certificaat ongedaan te maken. [werknemer] geeft onder meer aan dat hij de verweten gedragingen niet heeft begaan en dat de Technical Trainer die de overtredingen zou hebben vastgesteld, zich vergist moet hebben. [werknemer] heeft bij de brief anonieme verklaringen van drie collega’s gevoegd, waarin staat dat zij de door Kite gestelde regelovertredingen die dag niet hebben waargenomen. Verder heeft [werknemer] aangegeven dat hij de werkzaamheden op 29 oktober 2020 - ondanks hoge tijds- en werkdruk - foutloos en zonder afwijkingen heeft uitgevoerd.
2.12.
In de periode van september 2020 tot maart 2021 heeft [werknemer] meermaals met (verschillende functionarissen binnen) Kite gecorrespondeerd over zijn personeelsdossier, omdat er in zijn visie zaken in dat dossier ontbreken, danwel dat daarin documenten zijn opgenomen die er volgens [werknemer] niet in horen. Kite heeft bij brieven van 5 februari en 16 maart 2021 aan [werknemer] een toelichting gegeven op haar beleid over het verzamelen van personeelsgegevens en uitgelegd waarom zij de door [werknemer] genoemde documenten niet uit zijn dossier zal verwijderen.
2.13.
In een brief van 9 maart 2021 heeft Kite [werknemer] , met redenen omkleed, laten weten dat zijn brief van 18 maart 2020 voor haar geen aanleiding vormt om de waarschuwing van 7 december 2020 in te trekken.
2.14.
In een gespreksverslag van 10 maart 2021 heeft Kite [werknemer] geschreven dat hij zich moet verbeteren op het gebied van ‘professioneel omgaan en accepteren van feedback’ en ‘respectvol en constructief samenwerken en communiceren met collega’s’. Kite heeft [werknemer] een tweede PIP (met een looptijd van 15 maart tot 15 juni 2021) aangeboden ter verbetering van deze punten. Verder is aangegeven dat van [werknemer] wordt verwacht dat hij zo snel mogelijk gaat trainen om zijn Certificaat terug te krijgen en dat argumenten om de training niet te willen volgen, niet meer door Kite worden geaccepteerd.
2.15.
Op 16 maart 2021 heeft [werknemer] zich bij Kite ziek gemeld. Hij heeft die dag ook bedenktijd voor het PIP gevraagd om zich over de inhoud daarvan te laten adviseren.
2.16.
Op 26 maart 2021 heeft een collega van [werknemer] ( [collega] , hierna: [collega] ) bij Kite melding gemaakt van een incident met [werknemer] op 3 maart 2021 (hierna: het Derde incident), waarbij [werknemer] [collega] zou hebben gevraagd om hem op niet legitieme wijze te helpen bij een bepaalde training (‘verifier training’). Daarnaast zou [werknemer] geïnsinueerd hebben dat [collega] hem een gunst verschuldigd was, omdat [werknemer] een deviatie-onderzoek zo zou opschrijven dat [collega] geen blaam zou treffen. [manager manufacturing] heeft de melding in een e-mail van 29 maart 2021 aan [collega] samengevat, waarna [collega] bij e-mail van 21 juni 2021 bevestigde dat die samenvatting correct is.
2.17.
In een (online) gesprek op 1 april 2021 heeft Kite de melding van [collega] met [werknemer] besproken. [werknemer] gaf toen aan niet in staat te zijn te reageren. Bij brief van 12 april 2021 heeft (de gemachtigde van) [werknemer] alsnog op de melding gereageerd. Daarin betwist [werknemer] de verweten gedragingen.
2.18.
In een brief van 15 april 2021 heeft Kite [werknemer] laten weten dat zij zijn arbeidsovereenkomst wil beëindigen en hem in dat verband een beëindigingsvoorstel gedaan, waarover geen overeenstemming is bereikt.
2.19.
Op 19 april 2021 heeft de Bedrijfsarts geadviseerd een mediator in te zetten.
2.20.
Op 5 mei 2021 heeft de Bedrijfsarts geoordeeld dat geen sprake is van medische arbeidsongeschiktheid en dat mediation niet meer zinvol is, omdat Kite voorafgaand aan het vorige spreekuurcontact heeft aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in een voortzetting van de samenwerking met [werknemer] .
2.21.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [collega] (CTS)– voor zover relevant - het volgende geschreven:
‘(…). [werknemer] mailde mij op 3 maart dat ik betrokken zou zijn bij een procesdeviatie. Ik ben meteen die dag bij hem binnen gelopen om dat te bespreken. Toen zei hij mij dat hij het deviatierapport zo zou opstellen dat ik erbuiten zou blijven (geen fout gemaakt zou hebben). Maar dan zou ik hem moeten helpen met zijn her-kwalificatie voor de verifier rol. Hij zei mij dat [voornaam 1] en [voornaam 2] hem namelijk nooit zouden laten slagen. Ik zou het script voor de verifier simulatie kwalificatie uit kunnen printen en onder de tafel aan hem kunnen geven of ik zou kunnen zorgen dat ik als support ingedeeld zou staan, zodat ik hem kon inseinen als hij iets zou missen in zijn kwalificatietest. Ik vond het heel naar en voelde me door [werknemer] onder druk gezet, terwijl ik zeker wist dat ik in dat proces geen fouten had gemaakt (en zelfs als dat zo was, sloeg het ook nergens op, dan hadden we die fout gewoon moeten melden in het rapport en opvolgen. (…)’.
2.22.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [team lead] (Team Lead) verklaard over de gang van zaken met betrekking tot het Tweede incident (29 oktober 2020) en over het functioneren van [werknemer] over 2020.
2.23.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft N. [senior technical trainer] (voormalig manager van het Technical Training team) verklaard over de gang van zaken met betrekking tot het Tweede incident (29 oktober 2020).
2.24.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [technical trainer 1] (voormalig interim Technical Trainer) verklaard over de gang van zaken met betrekking tot het Tweede incident (29 oktober 2020).
2.25.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [technical trainer 2] (Technical Trainer) verklaard over de gang van zaken met betrekking tot het Tweede incident (29 oktober 2020).
2.26.
In een verklaring van 24 augustus 2021 heeft [voormalig team lead] (voormalig Team Lead) verklaard over de gang van zaken met betrekking tot het Eerste incident (1 april 2020).
2.27.
In een verklaring van 23 augustus 2021 heeft [HR shared service specialist] HR Shared service specialist) verklaard over de wijze waarop [werknemer] haar in september 2020 heeft bejegend in het kader van zijn verzoek om inzage in zijn personeelsdossier.
2.28.
In een verklaring van 23 augustus 2021 heeft [HR business partner] (HR Business partner) verklaard over de opstelling van [werknemer] tijdens een informatiesessie en een gesprek in 2019 en over de wijze waarop [werknemer] haar en haar HR-collega’s bejegent.

3.Het verzoek

3.1.
Kite verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden primair vanwege ernstig verwijtbaar handelen (e-grond), omdat de gedragingen van [werknemer] op 3 maart 2021, die rechtstreeks de integriteit raken, niet getolereerd kunnen worden binnen Kite als farmaceut en daarmee het vertrouwen in hem, na een laatste waarschuwing in december 2020, onherstelbaar is geschaad.
Subsidiair wordt ontbinding verzocht vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond), die is ontstaan door het gedrag en de houding van [werknemer] richting zijn collega’s en leidinggevenden, door de integriteit en professionaliteit van collega’s steeds in twijfel te trekken, door onnodig op zoek te gaan naar escalaties en niet in te zien wat hij zelf fout doet maar enkel ernstige verwijten aan het adres van zijn collega’s te maken .
Meer subsidiair wordt verzocht om ontbinding vanwege andere omstandigheden (h-grond), bestaande uit het structureel weigeren van het doen van de verplichte herkwalificatie voor het Certificaat, zonder valide gronden.
Uiterst subsidiair wordt ontbinding verzocht op de combinatie-grond (i-grond), omdat de combinatie van voornoemde ontbindingsgronden zodanig is dat van Kite in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.2.
Kite stelt zich primair op het standpunt dat aan [werknemer] geen transitievergoeding toekomt en dat bij de ontbindingsdatum geen rekening moet worden gehouden met de opzegtermijn, omdat [werknemer] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Voor het geval geen ernstige verwijtbaarheid wordt aangenomen, is de transitievergoeding volgens Kite € 4.799,96 bruto bij een einddatum op 1 augustus 2021.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst op de i-grond wordt ontbonden, verzoekt Kite om de transitievergoeding niet, althans met maximaal 10%, te verhogen, aangezien geen sprake is van enig tekortschieten door Kite.
3.3.
Van de toepasselijkheid van een opzegverbod is volgens Kite geen sprake.

4.Het verweer

4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
Van ernstig verwijtbaar gedrag (e-grond) als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, is geen sprake. [werknemer] heeft zich niet schuldig gemaakt aan de gedragingen die hem in het kader van de drie incidenten worden verweten en Kite heeft daarnaar ook geen zorgvuldig en onderzoek gedaan.
Er is ook geen sprake van een duurzaam en ernstig verstoorde arbeidsrelatie (g-grond). [werknemer] wordt door veel collega’s gewaardeerd en kan goed met hen samenwerken. [werknemer] wordt een gebrek aan zelfreflectie verweten, maar hij kan niet reflecteren op gedragingen die hij niet heeft gedaan. Hij heeft bovendien het recht zich te verweren tegen onterechte aantijgingen en dat heeft hij op een constructieve, respectvolle wijze gedaan. Kite daarentegen heeft de verhoudingen onnodig op scherp gezet en heeft geen reële pogingen gedaan om de verstoring in de relatie te herstellen.
Ontbinding op de h-grond is ook niet aan de orde. Deze grond is niet bedoeld voor het repareren van een onvoldragen ontslaggrond en bovendien is niet juist dat [werknemer] hertraining heeft geweigerd en dat hij door de ingetrokken Certificaat niet volledig inzetbaar is in zijn functie. Ook ontbinding op de i-grond is om voornoemde redenen niet aan de orde.
[werknemer] erkent dat het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing is.
4.3.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [werknemer] om rekening te houden met de opzegtermijn en om toekenning van een transitievergoeding van € 5.330,56, vermeerderd met 50% bij een ontbinding op de i-grond. Verder verzoekt [werknemer] om toekenning van een billijke vergoeding van € 35.000,-. Deze billijke vergoeding is volgens [werknemer] op zijn plaats, omdat Kite zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen door hem onterecht te beschuldigen, door mediation en herplaatsing te weigeren en vanwege de gevolgen van een ontbinding voor [werknemer] .

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
Redelijke grond – verwijtbaar handelen (e-grond)
5.3.
Kite heeft haar verzoek primair gegrond op het incident van 3 maart 2021, in welk kader zij [werknemer] verwijt dat hij a) heeft willen frauderen bij de verplichte verifier training, terwijl die training van groot belang is binnen Kite omdat die ziet op veiligheidsregels en compliance die een farmaceutisch bedrijf moet nakomen en b) een collega onder druk geeft gezet, althans heeft benaderd, om hem bij die training te helpen omdat die collega hem iets verschuldigd zou zijn. Daarmee heeft hij volgens Kite misbruik gemaakt van zijn positie, door te suggereren dat hij zo nodig zou sjoemelen met een in de branche belangrijk ‘deviation’ rapport en brengt hij zijn collega in een zeer lastige en ongewenste situatie. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Kite een e-mail van [manager manufacturing] van 29 maart 2021 (r.o. 2.16) en een verklaring van [collega] van 24 augustus 2021 (r.o. 2.21) overgelegd.
5.4.
De kantonrechter overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat binnen Kite als farmaceutisch bedrijf sprake is van een sterk gereguleerde werkomgeving, waar het op integere en zorgvuldige wijze naleven van geldende (veiligheids- en compliance-)regels cruciaal is. Mede gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat, als voldoende vaststaat dat [werknemer] zich heeft schuldig gemaakt aan de onder r.o. 5.3 genoemde gedragingen, een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van [werknemer] gerechtvaardigd is.
5.5.
[werknemer] heeft de verweten gedragingen echter met klem betwist. Hij erkent dat hij op 3 maart 2021 met [collega] heeft gesproken over de rol die zij bij het deviatie rapport heeft gespeeld en dat hij op 9 maart 2021 met haar heeft gesproken over de verifier training. Hij betwist echter dat hij [collega] daarbij om een wederdienst heeft gevraagd of haar onder druk heeft gezet. [werknemer] voert aan dat het ook niet aannemelijk is dat hij [collega] een dergelijk verzoek heeft gedaan, omdat hij haar nauwelijks kende en haar tot 3 maart 2021 nooit had ontmoet. [werknemer] had de hulp van [collega] naar eigen zeggen ook helemaal niet nodig; hij heeft al zijn trainingen binnen Kite altijd in één keer gehaald. Volgens [werknemer] had [collega] , die toen nog een tijdelijke aanstelling had en Technical trainer wilde worden, een eigen belang om over [werknemer] te verklaren, nu de conclusies van [werknemer] in het deviatie rapport (dat 14 maart 2021 beschikbaar kwam) bezwarend voor [collega] waren en zij zich betrapt voelde over de fout. [werknemer] wijst er verder op dat het vreemd is dat [collega] het incident - dat volgens haar zo’n impact heeft gehad - pas (bijna) een maand later bij Kite heeft gemeld en dat zij pas drie maanden later bevestigend op de e-mail van [manager manufacturing] van 29 maart 2021 heeft gereageerd. Tenslotte wijst [werknemer] er op dat de verklaringen hetzelfde lettertype en dezelfde bewoordingen hebben, hetgeen duidt op sturing van de verklaringen.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het bewijs van de stellingen van Kite terzake – in het licht van de betwisting door [werknemer] – onvoldoende is geleverd. Zo kan op basis van de door Kite aangeleverde stukken niet door de kantonrechter worden nagegaan of [collega] een motief had om de melding over [werknemer] te doen (zoals door [werknemer] is aangevoerd) en wordt onvoldoende duidelijk waarom er geruime tijd overheen is gegaan voordat [collega] het incident bij Kite heeft gemeld.
De aard van deze procedure verzet zich niet tegen toepasselijkheid van het bewijsrecht als geregeld in de artikel 149 tot en met 207 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en het bewijsrecht uit de dagvaardingsprocedure is op grond van artikel 284 Rv ook van toepassing op de verzoekschriftprocedure. Daarom zal Kite, ten behoeve van de waarheidsvinding, in lijn met haar bewijsaanbod in de gelegenheid worden gesteld de door haar gestelde verwijtbare gedragingen van [werknemer] in het kader van het Derde incident (3 maart 2021) aannemelijk te maken door alle middelen rechtens, maar in ieder geval door het horen van [collega] als getuige.
5.7.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
laat Kite toe te bewijzen feiten en omstandigheden, waaruit volgt dat [werknemer] zich heeft schuldig gemaakt aan de onder r.o. 5.3 genoemde verweten gedragingen;
6.2.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt vóór of uiterlijk op
19 oktober 2021;
6.3.
wanneer Kite voor bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten uiterlijk op
19 oktober 2021het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van beide partijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
6.4.
stelt [werknemer] in de gelegenheid om uiterlijk
binnen vier wekenna de roldatum waarop Kite schriftelijke bewijsstukken heeft aangedragen, een schriftelijke reactie op die bewijsstukken te geven;
6.5.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van Kite wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Y.H.G. Erkens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken door mr. W. Aardenburg in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter