Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting ViVa! Zorggroep,
1.Het procesverloop
2.Feiten
Drie collega’s van jou hebben – onafhankelijk van elkaar – verklaard dat zij jou en mevrouw [collega] op 31 december 2020 in de middag hard hoorden lachen. Toen werd gevraagd wat er te lachen viel, werd hen door mevrouw [collega] – in het bijzijn van de bewoonster – een filmpje getoond. Jij was ook aanwezig toen dat filmpje werd getoond en lachte. Op dat filmpje was een wit lijntje te zien, lijkend op een lijntje cocaïne. De bewoonster was ook op het filmpje te zien. Zij had een rietje in haar hand en hield dat in de buurt van haar gezicht. Jij had gedaan alsof je poedersuiker snoof en de bewoonster werd door jou aangemoedigd het lijntje te snuiven (met aanmoedigende woorden als ‘ja doe maar, doe maar’ en/of ‘je moet hem in je neus’ of woorden van gelijke strekking). Het voorval is gefilmd en jij hebt het filmpje doorgestuurd gekregen door mevrouw [collega] . Er werd lacherig over het filmpje gedaan door jou en mevrouw [collega] . Na het tonen van het filmpje is de bewoonster meegenomen door collega’s. Zij was ontdaan en voelde zich voor schut gezet’.
3.Het verzoek
heeft subsidiair een verzoek gedaan om Viva! te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 9.684,24 bruto, een transitievergoeding van € 13.381,35 bruto, een billijke vergoeding van € 11.247,36 bruto, een vergoeding voor imagoschade van € 500,00 en een normale eindafrekening te betalen, alles vermeerderd met wettelijke rente. Verder wordt verzocht Viva! te veroordelen tot het verstrekken van loonstroken en tot betaling van € 1.500,00 aan buitengerechtelijke kosten.
Voor zover wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, verzoekt [werkneemster] de kantonrechter om Viva! te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding € 13.381,35 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente en tot betaling van € 1.500,00 aan buitengerechtelijke kosten.
Zowel primair als subsidiair wordt verzocht Viva! te veroordelen in de proceskosten.
4.Het verweer en het tegenverzoek
Voor het geval het ontslag zou worden vernietigd, is een dwangsom niet nodig. [werkneemster] kan dan pas vanaf 18 februari 2021 aanspraak op loon maken, omdat zij zich pas op die datum beschikbaar stelde voor werk. De buitengerechtelijke kosten moeten als niet onderbouwd worden afgewezen.