ECLI:NL:RBNHO:2021:10068

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
9113421
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van zorgmedewerkster wegens ernstig verzuim in zorg voor kwetsbare bewoonster

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld dat het ontslag op staande voet van een werkneemster, werkzaam in de zorg voor dementerende ouderen, rechtsgeldig is. De werkneemster en een collega hebben op 31 december 2020 een kwetsbare bewoonster betrokken bij een ongepaste actie waarbij zij haar aanmoedigden om poedersuiker te snuiven met een rietje. Dit voorval werd gefilmd en onder collega’s verspreid, wat leidde tot een ernstige schending van de zorgplicht. De kantonrechter oordeelde dat de werkneemster hiermee haar kerntaak om een veilige leefomgeving te creëren, ernstig heeft verzaakt. Het ontslag werd onverwijld gegeven, en de werkgever heeft zorgvuldig gehandeld door een extern onderzoek in te schakelen. De verzoeken van de werkneemster om doorbetaling van salaris en een billijke vergoeding werden afgewezen, en de proceskosten werden aan haar opgelegd. De kantonrechter benadrukte dat de gedragingen van de werkneemster, ondanks haar spijt en eerdere goede functioneren, niet te rechtvaardigen waren en dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9113421 \ AO VERZ 21-41
Uitspraakdatum: 28 juni 2021
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [werkneemster]
gemachtigde: mr. C.P. Bean
tegen
de stichting
Stichting ViVa! Zorggroep,
gevestigd te Velsen-Noord
verwerende partij
verder te noemen: Viva!
gemachtigde: mr. S. Vrij
De zaak in het kort
In deze zaak vindt de kantonrechter dat het ontslag op staande voet van een werkneemster (een medewerkster op een zorgafdeling voor dementerende ouderen) rechtsgeldig is gegeven. De werkneemster en een collega hebben een kwetsbare (demente) bewoonster een rietje gegeven en voorgedaan (en aangemoedigd) hoe zij met het rietje in haar neus een ‘lijntje’ (poedersuiker) kon snuiven. Dit is onder gelach gefilmd waarna de opname aan andere collega’s is getoond. De werkneemster heeft hiermee de kerntaak om voor een veilige leefomgeving voor de bewoonster te zorgen, ernstig verzaakt. Dat het bedoeld was als ‘lolletje’ vormt geen rechtvaardiging. De werkgeefster heeft zorgvuldig en voortvarend gehandeld en daarmee is voldaan aan de onverwijldheidseis. De verzoeken van de werkneemster die betrekking hebben op het ontslag op staande voet worden daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft een verzoek gedaan, primair om doorbetaling van het verschuldigde salaris en subsidiair om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. Viva! heeft een verweerschrift en een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 31 mei 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [werkneemster] heeft ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
[werkneemster] , 59 jaar oud, is sinds 19 juli 2011 in dienst bij Viva! Zij was laatstelijk werkzaam in de functie van Medewerker Wonen & Welzijn bij de afdeling voor dementerende ouderen op de locatie [locatie] , met een maandsalaris van € 1.960,71 bruto exclusief emolumenten, voor gemiddeld 32 uur per week.
2.2.
Viva! is een zorginstelling die diensten aanbiedt op het gebied van wonen, welzijn en zorg. In de functie van Medewerker Wonen & Welzijn was [werkneemster] verantwoordelijk voor het aanbieden van activiteiten en maaltijden voor dementerende ouderen.
2.3.
Op 6 januari 2021 heeft Viva! een melding van een collega van [werkneemster] ontvangen over een voorval met poedersuiker op 31 december 2020 waarbij [werkneemster] en haar collega [collega] betrokken waren geweest. Viva! heeft [werkneemster] hiermee op 7 januari 2021 geconfronteerd en om een reactie gevraagd. Viva! heeft die dag ook met [collega] over het voorval gesproken. Naar aanleiding van deze gesprekken heeft Viva! besloten het voorval extern te laten onderzoeken. [werkneemster] is diezelfde dag (7 januari 2021) hangende het onderzoek op non-actief gesteld.
2.4.
Op 7 januari 2021 heeft Viva! Hoffmann bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) benaderd voor het extern onderzoek.
2.5.
Op 14 januari 2021 heeft Hoffmann [werkneemster] en [collega] geïnterviewd en op 19 januari 2021 heeft Hoffmann drie andere collega’s over het voorval geïnterviewd. Op 21 januari 2021 heeft Hoffmann schriftelijk aan Viva! gerapporteerd.
2.6.
Op 22 januari 2021 heeft Viva! [werkneemster] uitgenodigd voor een gesprek op maandagochtend 25 januari 2021.
2.7.
In het gesprek op 25 januari 2021 heeft Viva! de onderzoeksresultaten van Hoffmann aan [werkneemster] voorgehouden, waarna [werkneemster] op staande voet is ontslagen wegens haar betrokkenheid bij het voorval met een dementerende bewoonster (hierna: de bewoonster) op 31 december 2020. Daarover is in de ontslagbrief van 25 januari 2021 het volgende opgenomen: ‘
Drie collega’s van jou hebben – onafhankelijk van elkaar – verklaard dat zij jou en [collega] op 31 december 2020 in de middag hard hoorden lachen. Toen werd gevraagd wat er te lachen viel, werd hen – in het bijzijn van de bewoonster – door jou een filmpje getoond. Op dat filmpje was een wit lijntje te zien, lijkend op een lijntje cocaïne. De bewoonster was ook op het filmpje te zien. Zij had een rietje in haar hand en hield dat in de buurt van haar gezicht. Zij werd door [collega] aangemoedigd het lijntje te snuiven (met aanmoedigende woorden als ‘ja doe maar, doe maar’ en/of ‘je moet hem in je neus’ of woorden van gelijke strekking). Jij was degene die het filmpje had gemaakt. Er werd erg lacherig over het filmpje gedaan door jou en [collega]. Na het tonen van het filmpje is de bewoonster meegenomen door collega’s. Zij was ontdaan en voelde zich voor schut gezet.’
2.8.
Bij brief van 18 februari 2021 heeft de gemachtigde van [werkneemster] tegen het ontslag geprotesteerd en Viva! verzocht het ontslag in te trekken. Viva! heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de kantonrechter primair om Viva! te veroordelen tot doorbetaling van loon (vermeerderd met emolumenten, wettelijke verhoging en wettelijke rente) en tot tewerkstelling van [werkneemster] (op straffe van een dwangsom).
3.2.
[werkneemster] heeft subsidiair het verzoek gedaan om Viva! te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 4.561,76, een transitievergoeding van € 7.237,37 bruto en een billijke vergoeding van € 27.370,72, alles vermeerderd met wettelijke rente. Verder wordt verzocht Viva! te veroordelen tot het verstrekken van loonstroken.
Zowel primair als subsidiair wordt verzocht Viva! te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[werkneemster] legt – samengevat – het volgende aan haar verzoek ten grondslag. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig gegeven. Er is niet voldaan aan de onverwijldheidseis. Viva! had zelf onderzoek naar het voorval kunnen doen. Mede door het externe onderzoek is het tijdsverloop tussen het voorval althans de datum van non-actiefstelling en de ontslagdatum veel te lang geweest. Ook kwalificeren de gedragingen van [werkneemster] op 31 december 2020 niet als een ernstig vergrijp en leveren deze geen dringende reden voor een ontslag op staande voet op. Het ontslag op staande voet is een te verstrekkende maatregel met grote (financiële) consequenties. In dit geval is de handelswijze van [werkneemster] niet zodanig ernstig dat een ontslag op staande voet gerechtvaardigd is.

4.Het verweer

4.1.
Viva! verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig gegeven, zodat alle verzoeken moeten worden afgewezen. De gedragingen van [werkneemster] kwalificeren als een dringende reden voor ontslag op staande voet en er is voldaan aan de onverwijldheidseis. Voor het geval het ontslag zou worden vernietigd, is een dwangsom niet nodig. [werkneemster] kan dan pas vanaf 18 januari 2021 aanspraak maken op loon, omdat zij zich pas op die datum beschikbaar stelde voor werk.
Voor het geval wordt toegekomen aan de subsidiaire vorderingen, is geen transitievergoeding verschuldigd omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De billijke vergoeding moet worden afgewezen omdat een onderbouwing ontbreekt en omdat [werkneemster] een goede arbeidsmarktpositie heeft. Voor het geval toch een billijke vergoeding wordt toegewezen, moeten de transitievergoeding en eventuele andere vergoeding hiermee verrekend worden.
4.3.
Door Viva! wordt bij wijze van tegenverzoek verzocht de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] zonder transitievergoeding en op de kortst mogelijke termijn te ontbinden. De gedragingen van [werkneemster] kwalificeren als een e, d, g, danwel i-grond die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Herplaatsing is gelet op de gedragingen van [werkneemster] niet reëel althans ligt niet in de rede. Omdat [werkneemster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft zij in geval van ontbinding geen aanspraak op een transitievergoeding.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [werkneemster] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen door Viva!
5.2.
[werkneemster] heeft haar verzoek ingediend binnen de vervaltermijn van twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 4 sub a BW), zodat zij in haar verzoek kan worden ontvangen.
5.3.
[werkneemster] heeft tijdens de zitting (als bijlage bij de pleitnota) een aanvullende productie 9 ingediend. De kantonrechter is met Viva! van oordeel dat dit te laat is en zal de productie daarom buiten beschouwing laten.
5.4.
[werkneemster] heeft, gegeven het feit dat zij in de pleitnota en ter zitting uitsluitend is ingegaan op de primaire verzoeken, niet de switch gemaakt, zodat de kantonrechter niet toekomst aan de beoordeling van de subsidiaire verzoeken om Viva! te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding.
Geldigheid ontslag op staande voet
5.4.
Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven. Daarover wordt het volgende overwogen.
Onverwijldheid
5.6.
Het verweer van [werkneemster] dat het ontslag niet onverwijld is gegeven, slaagt niet. Daarbij overweegt de kantonrechter dat het er bij de onverwijldheidseis om gaat dat de werkgever na het ontdekken van de als dringende reden kwalificerende handeling onverwijld handelt en zo spoedig mogelijk ontslag verleent. Mits met de nodige voortvarendheid wordt gehandeld is er gelegenheid voor het instellen van een onderzoek, het horen van de werknemer, voor intern overleg en voor het inwinnen van (juridisch) advies. [1] Uit de stukken en hetgeen ter zitting door partijen is toegelicht, blijkt allereerst dat Viva! pas op 6 januari 2021 op de hoogte is gebracht van het incident. Zij heeft toen direct actie ondernomen door [werkneemster] en [collega] op 7 januari 2021 om een verklaring te vragen. Dat Viva! – direct op 7 januari 2021 – Hoffmann heeft ingeschakeld, is naar het oordeel van de kantonrechter begrijpelijk. Het ging immers om een precaire kwestie (waar ook een bewoonster bij betrokken was) waarover door [werkneemster] en [collega] verschillend was verklaard. Van een goed werkgever wordt, mede vanwege de belangen van betrokken werknemers, verwacht dat eerst deugdelijk onderzoek wordt gedaan voordat verstrekkende conclusies worden getrokken. Het getuigt van zorgvuldigheid dat Viva! het onderzoek niet door een interne functionaris heeft laten doen, maar daarvoor een onafhankelijke externe deskundige heeft ingeschakeld. Viva! heeft toegelicht dat zij, na ontvangst van het rapport van Hoffmann op donderdag 21 januari 2021, kort de tijd heeft genomen om het rapport te bestuderen, intern overleg te voeren en juridisch advies in te winnen, waarna zij [werkneemster] de volgende dag, op vrijdag 22 januari 2021, heeft uitgenodigd voor een gesprek op maandagochtend 25 januari 2021. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee voldoende voortvarend is gehandeld door Viva! en dat het ontslag dus niet in strijd met de onverwijldheidseis is gegeven.
Dringende reden
5.7.
De door Viva! aan het ontslag ten grondslag gelegde gedragingen zijn naar het oordeel van de kantonrechter op basis van de verklaringen van [werkneemster] , [collega] en de drie collega’s voldoende komen vast te staan. De kantonrechter is van oordeel dat deze gedragingen in de specifieke omstandigheden van het geval als een dringende reden voor ontslag op staande voet kwalificeren. Daarbij is van doorslaggevend belang dat [werkneemster] en [collega] werkzaam zijn met een kwetsbare doelgroep, die volledig afhankelijk is van de zorg van (het personeel van) Viva! Het is dan ook de kerntaak van de medewerkers van Viva! om een veilige leefomgeving voor deze bewoners te creëren. Viva! moet er te allen tijde op kunnen vertrouwen dat haar medewerkers niets doen of nalaten dat deze veilige omgeving in gevaar kan brengen. De kantonrechter is van oordeel dat [werkneemster] en [collega] in deze kerntaak ernstig tekortgeschoten zijn op 31 december 2020.
5.8.
Uit de verklaringen blijkt dat [werkneemster] en [collega] de kwetsbare (want oudere, demente) bewoonster bewust bij het incident hebben betrokken door haar een rietje te geven en, toen de bewoonster dat rietje in de mond stak, voor te doen (en aan te moedigen) hoe zij met het rietje in haar neus een ‘lijntje’ (poedersuiker) kon snuiven. Dit is onder hard gelach gefilmd door [werkneemster] , die de opname vervolgens aan [collega] heeft verstuurd en deze – nog steeds in aanwezigheid van de bewoonster – heeft getoond aan drie later binnengekomen collega’s. Hoewel [werkneemster] en [collega] op een aantal punten ‘met de vinger naar de ander wijzen’, vindt de kantonrechter dat zij beiden verantwoordelijk zijn voor het voorval. Zij hebben allebei een belangrijk aandeel gehad in het creëren van de ontstane situatie en op geen enkel moment geprobeerd om de situatie (danwel de ander) te stoppen. Daarmee hebben zij er blijk van gegeven zich onvoldoende bewust te zijn van de kwetsbaarheid van de doelgroep waarmee zij werken.
5.9.
De stelling van [werkneemster] dat de beeldopname niet verder is verspreid, maar meteen door haar is verwijderd, neemt de kantonrechter voor kennisgeving aan. Deze stelling is niet verifieerbaar en doet er bovendien niet aan af dat – door de situatie te filmen – het risico is genomen dat de beelden (onbedoeld/ongewild) verder verspreid zouden kunnen worden, hetgeen de bewoonster, haar familie en Viva! ernstig zou hebben geschaad. Ook de stelling van [werkneemster] dat het nooit haar bedoeling is geweest om de bewoonster te filmen, volgt de kantonrechter niet. [werkneemster] heeft tijdens de zitting verteld dat zij dagelijks filmpjes en foto’s van de bewoners maakt voor de familie van bewoners, zodat aangenomen wordt dat zij weet hoe zij met een mobiele camera moet omgaan. Als het zo was geweest dat de bewoonster per ongeluk in beeld was gekomen, dan had [werkneemster] direct kunnen (en moeten) stoppen met filmen, maar dat heeft zij niet gedaan. De collega’s die het filmpje hebben gezien, hebben bovendien verklaard dat zij uitsluitend de bewoonster op beeld hebben gezien. Gelet op dit alles is het naar het oordeel van de kantonrechter niet geloofwaardig dat [werkneemster] de bewoonster per ongeluk heeft gefilmd.
5.10.
Dat [werkneemster] geen kwade intenties bij het voorval heeft gehad, dat dit bedoeld was als ‘lolletje’ en dat zij spijt heeft van haar gedragingen, vormen geen rechtvaardiging voor haar gedrag. Datzelfde gaat op voor het verweer van [werkneemster] dat de bewoonster er niet onder heeft geleden. Deze stelling is bovendien gemotiveerd weerlegd door Viva! onder verwijzing naar de verklaringen van de drie collega’s, die afzonderlijk van elkaar verklaren dat de bewoonster verdrietig en aangeslagen was en zich uitgelachen voelde.
5.10.
[werkneemster] heeft ook aangevoerd dat Viva! altijd tevreden is geweest over haar functioneren, dat zij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan dergelijk gedrag en dat zij Viva! geen schade heeft toegebracht. Viva! heeft daarover terecht opgemerkt dat dit geen rechtvaardiging vormt voor haar gedrag op 31 december 2020. Het feit dat Viva! er ondanks de huidige personeelstekorten in de zorg toch voor heeft gekozen om een ervaren medewerkster als [werkneemster] op staande voet te ontslaan, onderstreept de aard en de ernst van het voorval.
Persoonlijke omstandigheden
5.11.
De persoonlijke omstandigheden die [werkneemster] heeft aangevoerd, zoals de lengte van haar dienstverband, haar leeftijd, haar goede functioneren, de financiële gevolgen van het ontslag en het feit dat zij spijt heeft van haar gedragingen, leiden naar het oordeel van de kantonrechter niet tot een andere conclusie ten aanzien van de rechtsgeldigheid van het ontslag. Hoewel de kantonrechter begrijpt dat [werkneemster] zich met groot doorzettingsvermogen door deze moeilijke situatie slaat en zij ervan overtuigd is dat [werkneemster] spijt heeft van haar gedragingen, kan dit niet tot het oordeel leiden dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven is.
Loonvordering en wedertewerkstelling
Loonvordering en wedertewerkstelling
5.12.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd op 25 januari 2021 en worden de (primaire) verzoeken tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling afgewezen.
Proceskosten
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van [werkneemster] , omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van Viva! worden vastgesteld op € 747,00.
Het voorwaardelijk tegenverzoek
5.15.
Het voorwaardelijk ontbindingsverzoek van Viva! behoeft geen behandeling. Doordat is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder het ontbindingsverzoek is ingesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [werkneemster] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Viva! tot en met vandaag vaststelt op € 747,00 aan salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.Y.H.G. Erkens en op 28 juni 2021 in het openbaar uitgesproken door mr. W. Aardenburg in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HR 21 januari 2000, NJ 2000, 190.