In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres, die met haar vier minderjarige kinderen in de maatschappelijke opvang woont, had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring om voorrang te krijgen bij het verkrijgen van woonruimte. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door verweerder, die stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de huidige woonsituatie een zeer ernstige bedreiging voor de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid van eiseres en haar kinderen vormde. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin zij nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat zij vergoeding van proceskosten in bezwaar vordert. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder de stelling dat haar gezondheid en die van haar kinderen ernstig in gevaar zijn door de huidige woonsituatie. De rechtbank concludeert echter dat verweerder op goede gronden heeft beslist om de aanvraag om urgentieverklaring af te wijzen. De medische adviezen die aan de beoordeling ten grondslag lagen, zijn door de rechtbank als objectief en deskundig beoordeeld.
De rechtbank heeft ook de belangen van de kinderen in aanmerking genomen en geoordeeld dat de huidige opvang adequaat is. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, in verband met de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.