ECLI:NL:RBNHO:2020:9269

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4792
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een aanvraag om urgentieverklaring voor woonruimte op basis van gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres, die met haar vier minderjarige kinderen in de maatschappelijke opvang woont, had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring om voorrang te krijgen bij het verkrijgen van woonruimte. Deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door verweerder, die stelde dat er onvoldoende bewijs was dat de huidige woonsituatie een zeer ernstige bedreiging voor de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid van eiseres en haar kinderen vormde. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin zij nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat zij vergoeding van proceskosten in bezwaar vordert. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen, waaronder de stelling dat haar gezondheid en die van haar kinderen ernstig in gevaar zijn door de huidige woonsituatie. De rechtbank concludeert echter dat verweerder op goede gronden heeft beslist om de aanvraag om urgentieverklaring af te wijzen. De medische adviezen die aan de beoordeling ten grondslag lagen, zijn door de rechtbank als objectief en deskundig beoordeeld.

De rechtbank heeft ook de belangen van de kinderen in aanmerking genomen en geoordeeld dat de huidige opvang adequaat is. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiseres verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, in verband met de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. S. Faber),
En
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, Middelen & Services, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Braeken).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om haar voorrang (urgentie) te verlenen bij het verkrijgen van woonruimte afgewezen.
Bij besluit van 17 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven voor het doen van een uitspraak zonder zitting. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres woont sinds 24 juli 2018 met haar vier minderjarige kinderen in de maatschappelijke opvang [naam 1] . Omdat voor eiseres en haar kinderen sprake zou zijn van een zeer ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid als gevolg van de huidige woonsituatie, heeft zij een aanvraag om urgentieverklaring ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen. Na het bestreden besluit heeft eiseres een aanvraag om urgentieverklaring ingediend, waarin nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht. Verweerder heeft naar aanleiding van deze nieuwe aanvraag een urgentieverklaring verleend.
2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit. Eiseres heeft aangegeven dat haar procesbelang bij de beoordeling van het bestreden besluit onder meer gelegen is in de vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten in bezwaar. Dit levert een voldoende procesbelang op en daarom zal de rechtbank overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit waartegen eiseres beroep heeft ingesteld.
3. Bij het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring afgewezen. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat bij eiseres en of haar kinderen sprake is van een zeer ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid als gevolg van de huidige woonsituatie, zoals genoemd in artikel 9, vierde lid, onder a van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond 2017: Haarlem 2017 (de Huisvestingsverordening). De gestelde gezondheidsproblemen van eiseres worden door verweerder niet ernstig genoeg geacht. Verder is onvoldoende verband aanwezig tussen de woonsituatie en de gezondheidsproblemen. Voorts ziet verweerder geen aanleiding om op grond van de hardheidsclausule de urgentieverklaring alsnog te verlenen. Verder komt het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) door de afwijzing niet in geding, omdat de belangen van de kinderen voldoende in aanmerking zijn genomen en op dit moment is voorzien in adequate opvang voor de kinderen.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
5.1
Eiseres voert aan dat zij wel voldoet aan het in artikel 9, vierde lid, onder a, van de Huisvestingsverordening gestelde criterium om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring, omdat bij haar en de kinderen sprake is van een zeer ernstige bedreiging van de lichamelijke en sociaal psychische gezondheid als gevolg van de huidige woonsituatie. Eiseres heeft gewezen op de door haar overgelegde verklaring van 10 oktober 2019 van haar psycholoog, [naam 2] , waarin is aangegeven dat juiste woonruimte van belang is voor stabiliteit en voor verbetering van de psychische klachten van eiseres. Daarnaast is eiseres in behandeling voor chronische zenuwpijn, waarvoor zij het medicijn Amitriptyline gebruikt. Het langdurige en uitzichtloze verblijf in de maatschappelijke opvang heeft zijn weerslag op haar gezondheid en die van haar kinderen. Voorts voert eiseres aan dat haar oudste zoon onder reclasseringstoezicht is gesteld vanwege schoolverzuim. Omdat hij in een aparte kamer verblijft is het voor eiseres moeilijker om toezicht op hem te houden.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is niet aangetoond dat door de huidige woonsituatie de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid van eiseres of haar kinderen zeer ernstig wordt bedreigd. Tijdens de vergadering van de urgentiecommissie is altijd een onafhankelijke arts [naam 3] advies aanwezig, mevrouw [naam 4] , die de urgentiecommissie mondeling adviseert. De arts heeft geconcludeerd dat eiseres problemen heeft, echter is niet aangetoond dat de huidige woonsituatie de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid van haar of haar kinderen zeer ernstig wordt bedreigd. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om aan het medisch advies te twijfelen.
5.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag een bestuursorgaan, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits het op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:206.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. Verweerder heeft alle dossierstukken ter beoordeling voorgelegd aan de arts van de urgentiecommissie. De arts heeft geconcludeerd dat mevrouw [eiseres] problemen heeft, echter is niet aangetoond dat de huidige woonsituatie de lichamelijke en/of sociaal psychische gezondheid van haar of haar kinderen zeer ernstig wordt bedreigd. Verweerder heeft dit advies mogen betrekken bij de beoordeling van de aanvraag en heeft de aanvraag op goede gronden afgewezen, omdat niet is voldaan aan artikel 9, vierde lid, onder a, van de Huisvestingsverordening. De beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eiseres voert aan dat verweerder wil dat zij en haar kinderen worden overgedragen naar de maatschappelijke opvang in Arnhem, omdat zij daar sneller in aanmerking kunnen komen voor een passende woning, maar dat dit niet meer mogelijk is. Voorts voert eiseres aan dat zij aangewezen is op het woningaanbod in de regio Zuid-Kennemerland, waar zij en haar kinderen hun leven en sociaal netwerk hebben opgebouwd.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is aangetoond dat de huidige woonsituatie de gezondheid van eiseres of haar kinderen zeer ernstig bedreigt en dat op dit moment voorzien is in adequate opvang.
5.3
Hoewel begrijpelijk is dat eiseres de voorkeur geeft aan een huis in Haarlem omdat zij en haar kinderen daar hun leven en sociaal netwerk hebben opgebouwd, oordeelt de rechtbank dat dit geen reden is voor verweerder om een urgentieverklaring te verlenen. Dat overdracht aan de maatschappelijke opvang in Arnhem niet meer mogelijk is, doet hier niet aan af.
6.1
Eiseres voert aan dat de belangen van de kinderen onvoldoende door verweerder zijn meegewogen bij de beoordeling van het bezwaar.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de situatie waarin de kinderen zich nu verkeren gepaard gaat met de nodige onzekerheid, maar dat dit nog niet maakt dat aan het bieden van een perspectief een dermate zwaar gewicht toegekend dient te worden dat andere belangen, zoals een rechtmatige verdeling van schaarse woonruimte, hiervoor dient te wijken. Voorts voert verweerder aan dat de belangen van de kinderen voldoende in aanmerking zijn genomen.
6.3
Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen (uitspraak van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3831) bevat artikel 3, eerste lid, van het IVRK geen norm die zonder nadere uitwerking in nationale wet- en regelgeving door de rechter direct toepasbaar is. De bestuursrechter kan slechts toetsen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en aldus bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het bestreden besluit is voorzien in adequate opvang voor de kinderen. De belangen van de kinderen en het bepaalde in het IVRK dwingen verweerder niet om de aanvraag toe te wijzen. De beroepsgrond van eiseres kan derhalve niet slagen.
7.1
Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule.
7.2
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat er onvoldoende redenen zijn om te stellen dat in het geval van eiseres sprake is van een uitzonderingssituatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
7.3
Uit de uitspraak van de Afdeling van 19 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:934 volgt dat bij een tekort aan woonruimte in de regio Zuid-Kennemerland en in het belang van een goede rechtvaardige verdeling van woonruimte, toepassing van de hardheidsclausule in uitzonderlijke situaties niet onredelijk is. Het betreft situaties waarbij overduidelijk is dat toewijzing van zelfstandige woonruimte op een zo kort mogelijke termijn dient plaats te vinden, omdat het langer laten voortduren van de bestaande situatie om medische, psychosociale of maatschappelijke redenen onverantwoord is. Het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van het college, zodat de rechter het al dan niet gebruik maken van die bevoegdheid terughoudend dient te toetsen. Een beroep op de hardheidsclausule kan om die reden slechts bij uitzondering slagen, waarbij het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat sprake is van omstandigheden die tot toepassing van de hardheidsclausule nopen.
7.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat de aangevoerde gronden van eiseres geen aanleiding geven om te stellen dat de toepassing van de Huisvestingsverordening in dit geval tot een bijzondere hardheid leidt. In de aanvraag die eiseres na het bestreden besluit heeft ingediend, heeft zij nader onderbouwd waarom zij in aanmerking dient te komen voor een urgentieverklaring. Verweerder heeft na het bestreden besluit een nieuw besluit genomen naar aanleiding van nieuwe feiten en omstandigheden die in de bezwaarprocedure nog niet aan de orde kwamen.
4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er geen reden is om te oordelen dat de bezwaren van eiseres bij het bestreden besluit ten onrechte ongegrond zijn verklaard. Verweerder hoefde dan ook niet over te gaan tot vergoeding van de door eiseres in bezwaar gemaakte proceskosten.
5. Het beroep van eiseres is ongegrond. Voor vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier
.Deze uitspraak is gedaan op 28 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Huisvestingswet
Artikel 12
1. In de huisvestingsverordening kan de gemeenteraad bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. De gemeenteraad legt, indien hij toepassing heeft gegeven aan het eerste lid, in de huisvestingsverordening de criteria vast volgens welke de woningzoekenden, bedoeld in dat lid, worden ingedeeld in urgentiecategorieën.
Artikel 13
1. Burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën, bedoeld in artikel 12, tweede lid. Burgemeester en wethouders kunnen van deze bevoegdheid mandaat verlenen.
2. In de huisvestingsverordening stelt de gemeenteraad regels omtrent de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie.
Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond 2017: Haarlem
Artikel 9. Voorrang bij urgentie, van toepassing voor de gemeenten in Zuid-Kennemerland
1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de in artikel 2 aangewezen woonruimte in het bezit van woningcorporaties met uitzondering van woonwagenstandplaatsen.
2. Bij het verlenen van huisvestingsvergunningen wordt voorrang gegeven aan woningzoekenden voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders een schriftelijke urgentieverklaring verlenen. Onverminderd artikel 12, derde lid van de wet, kan de voorrang slechts worden verleend aan inwoners van Zuid-Kennemerland met een inkomen van ten hoogste € 40.394 (prijspeil 2017), onverminderd de verplichtingen van woningcorporaties op het gebied van passend toewijzen op basis van inkomen op grond van de Woningwet 2015.
4.Tot de woningzoekenden bedoeld in het tweede lid behoort tevens de woningzoekende
a. die in zijn lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid zeer ernstig wordt bedreigd als gevolg van de huidige woonsituatie en die minimaal twee jaar inwoner is van een van de gemeenten in Zuid-Kennemerland;
Artikel 21. Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.