ECLI:NL:RBNHO:2020:8921
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende in [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015, die was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.650. De rechtbank oordeelde dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de bezwaartermijn van zes weken was overschreden. Eiser had pas op 3 april 2019 bezwaar gemaakt, terwijl hij in december 2017 op de hoogte was geraakt van de aanslag.
De rechtbank overwoog dat eiser niet tijdig had gereageerd op het voornemen van verweerder om af te wijken van de aangifte, en dat zijn eerdere brief van 18 maart 2017 niet kon worden aangemerkt als een ontvankelijk bezwaar, omdat de aanslag op dat moment nog niet was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser had ook geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij telefonisch was verzekerd dat hij het bedrag niet hoefde te betalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.
De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. B. Schaafsma, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.