In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de erfgename van [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.A. Klaver, heeft beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014. De inspecteur had navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij de aftrek voor specifieke zorgkosten volledig was gecorrigeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres dezelfde stellingen en bewijsstukken heeft ingediend als in een eerdere procedure voor belastingjaar 2015, waarin het Hof Amsterdam had geoordeeld dat de specifieke zorgkosten niet aannemelijk waren gemaakt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat ook voor de onderhavige jaren niet aan de bewijslast is voldaan. De verklaringen van de gemachtigde ter zitting hebben hieraan niets veranderd. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, maar heeft wel geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Eiseres heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens deze overschrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn met ruim negen maanden is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 1.000 toegekend aan eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 525. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.