2.7.Daarom kan niet worden gezegd dat het Hof aan het arrest BNB 2015/174 een onjuiste of te vergaande betekenis heeft toegekend. Daaraan doet niet af de omstandigheid dat het bij de beoordeling van de nu in geschil zijnde aanslag erfbelasting niet gaat om een forfaitair rendement van de onroerende zaken waarop die aanslag (mede) betrekking heeft.”
Forfaitaire waardering van het recht van erfpacht en de opstallen
13. Om in te kunnen gaan op de primaire stelling van eisers, zal de rechtbank eerst vaststellen wat de waarde is die volgens de forfaitaire bepalingen van artikel 21 Sw en artikel 10a en 10b UB Sw aan het recht van erfpacht met de twee opstallen toekomt. Partijen verschillen daarover van mening. De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 10b UB Sw het pand [G] [# 1] moet worden gewaardeerd op de Woz-waarde minus een zeventienvoud van de jaarlijkse erfpachtcanon en het pand [G] [# 2] op de Woz-waarde vermenigvuldigd met de leegwaarderatio en minus een twintigvoud van de jaarlijkse erfpachtcanon, waarbij het bedrag van de jaarlijkse erfpachtcanon naar rato van de Woz-waarden moet worden toegerekend aan de twee woningen. Ingevolge artikel 10a, lid 4, UB Sw komt nog een bedrag van € 20.000 in mindering op de Woz-waarde van een verhuurde woning bij ongesplitste panden, dus bij [G] [# 2] , voordat de overige berekeningen plaatsvinden.
14. Het voorgaande leidt, met inachtneming van de feiten onder 1, 2, en 3 en de stelling van verweerder ter zitting dat de jaarhuur van de woning [G] [# 2] € 25.913 bedraagt als de in de jaarhuur van € 31.200 begrepen kosten van gas, water en licht daaruit worden geëlimineerd, tot de volgende berekening van de aftrek van artikel 10b UB Sw:
[G] [# 1]
[G] [# 2]
Woz-waarde (min € 20.000 voor nr. [# 2] ogv art. 10a lid 4 UB Sw)
€ 693.500
€ 723.500
Canon € 3.500 naar rato Woz
€ 1.715 (49%)
€ 1.785 (51%)
Aftrek 10b UB Sw
17*€ 1.715
= € 29.155
20*€ 1.785 =
€ 35.700
De berekening van de waarde van het recht van erfpacht met de twee opstallen op basis van de leden 5, 8, 9 en 14 van artikel 21 Sw in verbinding met artikel 10a, leden 1, 2, 3 en 4, UB Sw en artikel 10b UB Sw luidt dan als volgt:
[G] [# 1]
[G] [# 2]
Totaal
Woz-waarde
€ 693.500 (a)
€ 743.500
-/- € 20.000 art. 10a lid 4 UB Sw
€ 723.500
Leegwaarderatio 62% (jaarhuur € 25.913 is 3,5% van Woz-waarde nr. [# 2] )
€ 448.570 (b)
€ 1.142.070 (a + b)
Aftrek 10b UB Sw
€ 29.155
€ 35.700
€ 64.855
Waarde ingevolge Sw
€ 664.345
€ 412.870
€ 1.077.215
Uit bovenstaande berekening volgt dat de forfaitair bepaalde waarde van het recht van erfpacht met de twee opstallen € 1.077.215 bedraagt. Dat betekent dat de aanslag (na uitspraak op bezwaar), waarbij deze waarde is vastgesteld op € 1.025.085, eerder te laag dan te hoog is vastgesteld.
15. Voor zover de gemachtigde van eisers ter zitting heeft gesteld dat de jaarhuur van de woning [G] [# 2] voor de berekening van de leegwaarderatio nog verder verminderd dient te worden in verband met kosten van gas water en licht, verwerpt de rechtbank die stelling. Verweerder houdt bij zijn stelling dat de leegwaarderatio 62% bedraagt rekening met € 5.287 (= € 31.200 -/- € 25.913) aan jaarlijkse kosten aan gas, water en licht, dat is per maand ruim € 440 en dus al veel meer dan de € 250 tot € 265 per maand die de gemachtigde ter zitting heeft gesteld.
Toepassing artikel 10b UB Sw
16. Eisers hebben betoogd dat de toepassing van de forfaitaire berekening van de aftrek van artikel 10b UB Sw in dit geval onredelijk is. Eisers stellen zich op het standpunt dat in plaats van de forfaitaire aftrek van artikel 10b UB Sw, de door de gemeente bepaalde afkoopsom van de eeuwigdurende canonverplichting ten bedrage van € 172.686 in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de waarde zoals onder 14 weergegeven, omdat dit de werkelijke waarde van het bloot eigendom is. De rechtbank volgt eisers niet in dit standpunt gelet op het volgende.
17. Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2135 volgt ten aanzien van de leegwaarderatio dat indien de forfaitair vastgestelde waarde in betekenende mate – meer dan 10% – afwijkt van de waarde in het economische verkeer, de in het UB Sw neergelegde wijze van waardebepaling buiten toepassing kan blijven. 18. Veronderstellende dat het hiervoor vermelde arrest van de Hoge Raad ook toepassing kan vinden ten aanzien van de forfaitaire bepaling van artikel 10b UB Sw, en dat de forfaitair berekende waarde buiten toepassing dient te blijven indien de aldus vastgestelde waarde in betekenende mate afwijkt van de waarde in het economisch verkeer ten tijde van het belastbaar feit, geldt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de waarde in het economische verkeer van het recht van erfpacht met de twee opstallen lager is dan de door verweerder vastgestelde (forfaitair bepaalde) waarde van € 1.025.085. Het enkele gegeven dat de afkoopsom van de eeuwigdurende canonverplichting van € 172.686 meer bedraagt dan de forfaitaire aftrek van artikel 10b UB Sw is daartoe onvoldoende. Hiermee hebben eisers immers slechts één element van de forfaitaire berekening betwist, terwijl eisers aannemelijk dienen te maken dat de totale waarde in het economische verkeer van het recht van erfpacht met de twee opstallen in betekenende mate afwijkt van de gehele forfaitair vastgestelde waarde. Ten aanzien van de waarde in het economische verkeer hebben eisers een taxatierapport overgelegd, dat concludeert tot een waarde van € 1.750.000. Bij de vaststelling van deze waarde is rekening gehouden met het erfpachtrecht en de verhuurde staat van [G] [# 2] . Hieruit volgt dus geenszins dat de forfaitair bepaalde waarde te hoog is, maar veeleer dat deze leidt tot een aanzienlijk lagere waarde. Daaraan doet zoals hiervoor overwogen niet af dat één element uit de forfaitaire berekening in betekenende mate afwijkt van de werkelijke waarde van dat element.
19. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
20. Bij deze uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.