ECLI:NL:RBNHO:2020:7976
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013. De inspecteur had de navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 29.893 en € 22.346, met belastingrente van € 175 en € 165. Eiser had in zijn aangiften een aftrek voor specifieke zorgkosten geclaimd, maar de inspecteur had deze aftrek gecorrigeerd.
Tijdens de procedure heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de termijn tussen het hoorgesprek op 2 april 2019 en de uitspraak op 8 oktober 2020 niet meetelt bij de berekening van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat er geen inhoudelijke geschilpunten meer waren en dat de redelijke termijn niet was overschreden. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam. De rechtbank benadrukte dat bij het indienen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen.