ECLI:NL:RBNHO:2020:7769

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2484
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen na geregistreerd partnerschap en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een AOW-pensioen voor alleenstaanden ontving, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser had op 1 oktober 2019 een geregistreerd partnerschap aangegaan, maar woonde niet samen met zijn partner. De SVB heeft het pensioen van eiser omgezet van een alleenstaandenpensioen naar een gehuwdenpensioen, met ingang van 1 november 2019, op basis van de veronderstelling dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij en zijn partner altijd apart hebben gewoond en een hechte vriendschap hebben zonder traditionele relatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en zijn partner duurzaam gescheiden leven, ondanks hun geregistreerd partnerschap. De rechtbank oordeelde dat de SVB ten onrechte het pensioen had herzien, omdat de omstandigheden van eiser en zijn partner niet wezenlijk veranderden door het geregistreerd partnerschap. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waardoor de herziening van het AOW-pensioen ongedaan werd gemaakt. Tevens is bepaald dat de SVB het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2484

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het pensioen van eiser op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) omgezet van een pensioen voor alleenstaanden naar een pensioen voor gehuwden.
Bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2020. Eiser is verschenen, vergezeld door [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser ontvangt sinds 14 augustus 2014 een pensioen voor alleenstaanden op grond van de AOW. Op 1 oktober 2019 is eiser een geregistreerd partnerschap aangegaan met mevrouw [naam] . Eiser en mevrouw [naam] wonen niet samen.
2. Verweerder heeft vanwege het geregistreerd partnerschap het pensioen van eiser omgezet van een alleenstaandenpensioen in een gehuwdenpensioen met ingang van 1 november 2019. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, omdat niet kan worden gesteld dat eiser een eigen leven leidt alsof er geen huwelijk is.
3.1
Eiser voert aan dat hij en mevrouw [naam] elkaar in 1993 hebben leren kennen en nooit een traditionele relatie hebben gehad. Ze wonen apart van elkaar en leiden ieder hun eigen leven. Zij zien elkaar wel een aantal keer per week, eten samen, gaan weekendjes weg en gaan samen op vakantie. Ze zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan om er voor elkaar te kunnen zijn als dat in de toekomst nodig zou zijn. Ze willen beslissingen voor elkaar kunnen nemen, mocht een van hen dit niet meer zelf kunnen door ziekte. Verder heeft het geregistreerd partnerschap geen wijziging in hun relatie aangebracht. Eiser heeft verweerder al in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van het voornemen een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Hij heeft met deze brief niet willen zeggen dat hij onderkent dat een wijziging in zijn leefsituatie gevolgen kan hebben voor de hoogte van zijn pensioen, zoals verweerder stelt. Uit het onderzoek woonsituatie volgt volgens eiser dat hij en zijn partner gescheiden wonen en leven en dat ook blijven doen. Dit blijkt ook uit de overgelegde partnerschapsvoorwaarden.
3.3
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één van hun gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt alsof hij niet met de ander was gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen, als bestendig is bedoeld. Verder is in de rechtspraak tot uitdrukking gebracht dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving - al dan niet op termijn - aan te gaan en voor elkaar zorg te dragen, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum of datum van het geregistreerd partnerschap van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. [1]
3.4
De vraag die moet worden beantwoord is of sprake is van een uitzonderingssituatie als hiervoor bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Hiervoor is het volgende redengevend. Eiser en mevrouw [naam] hebben verklaard elkaar al sinds 1993 te kennen en een relatie te hebben. Ter zitting hebben zij verduidelijkt dat dit geen LAT-relatie is, maar een zeer hechte vriendschap. Zij hebben ook geen seksuele relatie met elkaar. Zij hebben altijd separaat gewoond, zijn niet van plan om te gaan samenwonen en hebben gescheiden financiën. Dit laatste hebben ze vast laten leggen in hun partnerschapsvoorwaarden, opgemaakt door een notaris. Zij hebben wel de sleutel van elkaars woning, maar dat is voor noodgevallen. Zij zien elkaar op vaste dagen in de week en eten dan ook wel eens samen in de woning van mevrouw [naam] . Ze overnachten niet bij elkaar. Hoewel eiser en mevrouw [naam] op het formulier van verweerder hebben aangegeven zich als stel te presenteren, heeft eiser dit ter zitting geloofwaardig genuanceerd in die zin dat zij zich zien als een paar apart en dat zij niet als stel deelnemen aan sociale activiteiten met anderen. Zij hebben het geregistreerd partnerschap ook niet naar anderen toe kenbaar gemaakt. Zij maken als vrienden samen uitstapjes en gaan samen op vakantie. Mevrouw [naam] heeft ook andere contacten waarmee zij dergelijke activiteiten onderneemt. Uit deze feiten en omstandigheden blijkt volgens de rechtbank ondubbelzinnig dat eiser en zijn partner duurzaam gescheiden leven. Voorts heeft eiser toegelicht dat zij het geregistreerd partnerschap alleen zijn aangegaan om elkaar in staat te stellen medische beslissingen te nemen als een van hen die niet meer zelf kan nemen. Dit wijst weliswaar op een zekere mate van onderlinge zorg, maar is gelet op de andere omstandigheden onvoldoende om te kunnen zeggen dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Daarbij betrekt de rechtbank dat onbestreden is gesteld dat het aangaan van een geregistreerd partnerschap of een huwelijk de meest zekere manier is om dit voor elkaar te kunnen regelen. Eiser heeft andere manieren onderzocht, maar die boden niet dezelfde zekerheid. Eiser en mevrouw [naam] hebben geen contact met familie en wensen dan ook niet dat familie op een dergelijk moment zeggenschap hierover zou krijgen of dat hier discussie over zou kunnen ontstaan.
3.5
Gezien deze omstandigheden moet geoordeeld worden dat eiser en mevrouw [naam] een eigen leven leiden als waren zij niet gehuwd. De situatie van eiser is in zoverre dan ook vergelijkbaar met die in de hiervoor vermelde uitspraak van de CRvB van 14 december 2012.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser en zijn partner niet duurzaam gescheiden leven van elkaar als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Dat betekent dat verweerder op basis hiervan niet heeft kunnen overgaan tot herziening van het AOW-pensioen van eiser. Het bestreden besluit is niet toereikend gemotiveerd. Dat is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat gelet op het voorgaande rechtens nog maar één besluit mogelijk is, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de rechtbank het primaire besluit herroept en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Dat betekent dat de herziening van het AOW-pensioen van eiser per 1 november 2019 geheel ongedaan wordt gemaakt.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het
vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.L. Rogmans, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 25 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3426 en 14 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6807.