ECLI:NL:RBNHO:2020:7344
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen weigering WW-uitkering wegens onvoldoende weken verzekeringsplichtige arbeid
Op 23 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een WW-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd op basis van het primaire besluit van 14 augustus 2019. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de wekeneis voor de WW-uitkering, omdat hij in de referteperiode van 5 december 2016 tot 14 augustus 2017 slechts twee weken had gewerkt waarvoor WW-premie was ingehouden. Eiser had van 19 juli 2016 tot en met 31 maart 2018 bij Technische handelsonderneming [bedrijf] B.V. gewerkt, maar de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een dienstbetrekking in de zin van de WW. Eiser had weliswaar een arbeidsovereenkomst, maar de werkzaamheden waren primair gericht op een stage en niet op een reguliere dienstbetrekking. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.