ECLI:NL:RBNHO:2020:6935
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke handhaving van een last onder dwangsom wegens overtreding van de APV met betrekking tot verdovende middelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Visser, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat hem een last onder dwangsom had opgelegd om herhaling van een overtreding van artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) te voorkomen. De last hield in dat eiser niet binnen de gemeente Zaanstad op of aan de weg post mocht vatten of zich daar heen en weer mocht bewegen met het kennelijke doel om verdovende middelen te verhandelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de last onder dwangsom is opgelegd naar aanleiding van een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd gesteld dat eiser op 22 februari 2019 betrokken was bij drugshandel. Eiser heeft betoogd dat de last een inbreuk maakt op zijn persoonlijke vrijheid en dat de bestuurlijke rapportage niet deugdelijk is. De rechtbank oordeelde echter dat de last voldoende duidelijk en objectief was en dat de opsporingsambtenaren bevoegd waren om de rapportage op te stellen.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geoordeeld dat de opgelegde last geen punitief karakter heeft, maar gericht is op herstel van de overtreding. De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangevoerde omstandigheden, waaronder zijn financiële situatie en medische klachten, niet voldoende waren om van handhaving af te zien. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.